woensdag 20 november 2024

Hasseltse keramiekfabriek vanuit de lucht

Van de beroemde Hasseltse keramiekfabriek, "Céramiques Décoratives de Hasselt", zijn jammer genoeg weinig foto's bewaard (of gemaakt?).

De Keramiekfabriek van Hasselt werd in 1895 opgericht. Het bedrijf startte in de gebouwen van de voormalige fabriek "Porcelaines du Limbourg" (1890-1893) gelegen aan de "Place d’Armes", aan de Hasseltse kleine ring op de plaats waar nu de Bibliotheek Hasselt Limburg gevestigd is.  

Keramiekfabriek Hasselt, voormalig uithangbord van de fabriek (bron: Hasel)

We proberen aan de hand van een aantal foto's en luchtfoto's een beeld te geven van het bedrijf, met dank aan Patrick Thijs voor de hulp.

Gebouwen

Op de eerste foto zien we het hoofdgebouw langs de Badderijstraat met het bekende tegeltableau als uithangbord van het bedrijf. De fabriek is op het ogenblik dat de foto werd gemaakt reeds gesloten. Dat gebeurde in 1954.

Op de tweede foto kijken we over het hoofdgebouw naar de binnenplaats en het ovengebouw. In dit ovengebouw waren de vier 'flessenovens' ondergebracht waarin men de keramiek bakte. Rechtsboven zien we een verbinding op het verdiep met het lange gebouw langs de Martelarenlaan (zie verder).
Het personeel toont blijkbaar een aantal producten van het bedrijf (mogelijk sanitair keramiek).

Luchtfoto's

Op luchtfoto's krijg je een vollediger beeld van het bedrijf. 

De eerste luchtfoto komt van de website van het project ‘Onder de radar’ van de provinciale dienst Erfgoed (PCCE). Deze luchtfoto's komen uit Amerikaanse en Duitse archieven en werden gemaakt tijdens, en vlak na, de Tweede Wereldoorlog. Het zijn unieke beelden, niet allemaal even duidelijk, maar er zijn er soms verschillende van dezelfde omgeving.

Op deze foto uit 1944 zien we in het midden het enorme dak van het ovengebouw, er onder, langs de Badderijstraat, het hoofdgebouw van de fabriek met de opvallende boom ernaast. Langs de Martelarenlaan is een lang gebouw zichtbaar dat verbonden is met het ovengebouw. Ook links van het hoofdgebouw zien we een gelijkaardig lang gebouw.
Linksonder is het Hasseltse begijnhof zichtbaar. De begijnhofkerk staat op dat ogenblik nog overeind. Later in de oorlog werd ze vernield bij een bombardement. Rechtsboven zien we de (oude) gevangenis en de nu volledig afgebroken Houbanxkazerne, gebouwd in 1938.

De andere foto, die ik kreeg van Patrick Thijs van de VerzamelaarsUnie van Hasselts Keramiek, is blijkbaar afkomstig uit de kantoren van BRT2 - Omroep Limburg die van 1959 tot 1970 op de Martelarenlaan gevestigd waren (het 'witte' gebouw op onderstaande foto). Op deze foto (allicht uit de jaren '60) zien we het hoofdgebouw helemaal links op de foto. Op de binnenplaats was het grote ovengebouw al gesloopt. Ook het gebouw langs de Martelarenlaan is verdwenen.

Interieur

Sinds kort staat er ook beeldmateriaal van het Hasseltse archief online. Daar vonden we ook foto's van de binnenkant van de keramiekfabriek, vermoedelijk enkel van het hoofdgebouw. Jammer genoeg dateren deze foto's van na de sluiting van het bedrijf toen er in de jaren '60 een beroepsopleiding voor werklozen en de dienst voor scheepvaart gevestigd waren. Van de periode van de keramiekfabriek zijn, behalve opvallende geglazuurde wandtegels in sommige ruimtes, geen sporen meer zichtbaar...


dinsdag 19 november 2024

Steenbakkerij Hove in Dwars door de Lage Landen

In het bekende programma Dwars door de Lage Landen wandelt Arnaud Houben en zijn companen toevallig (?) langs steenbakkerij Hove in Ninove.

De ringoven van Steenbakkerij Hove is één van de laatste getuigen van de baksteennijverheid in de zuidoostelijke Vlaamse leemstreek. De basis van de steenbakkerij Hove werd in 1946 gelegd, en vandaag worden er nog steeds ambachtelijk bakstenen en tegels gebakken in deze traditionele ringoven. Het is een belangrijk stuk erfgoed, en zowat de enige plek in Vlaanderen waar nog op die manier handmatig klei verwerkt wordt. De site staat op de lijst van het vastgesteld onroerend erfgoed. Een plek waar onroerend, roerend en immaterieel erfgoed hand in hand gaan. 

Het fragment over de steenbakkerij is een mooi, zelfs emotioneel, stukje televisie over Els Hove die na de dood van haar man het bedrijf is blijven leiden. Prachtige beelden van een bedrijf dat al lang 'uit de tijd' is, maar tegen beter weten in verder doet. 

We schreven al eerder, nl in 2020 en in 2022 twee stukjes over steenbakkerij Hove.

Bekijk het fragment via deze link (van minuut 5:50 tot 12:05)



woensdag 6 november 2024

Een pijpenfabriek in Bree

Dat er in Limburg destijds ook pijpen uit klei werden gemaakt is niet zo bekend. Toch was er onder andere in Bree een producent van pijpen actief van 1853 tot 1979.

Vooral Nederland heeft een heeft een lange traditie in het produceren van (klei-)pijpen. Het pijproken werd geïntroduceerd vanaf circa 1600, vlak na de introductie van de tabak uit de Nieuwe Wereld. De eerste pijpen werden gemaakt uit witbakkende klei, de zogenaamde pijpaarde. In de Zuidelijke Nederlanden (het huidige België) was de productie van pijpen uit klei veel minder algemeen.

In Belgisch Limburg zijn slechts enkele fabrikanten van pijpen bekend: een onbekend producent in Hasselt in de 18de eeuw, pijpenmakers Ritzen en Bous in Maaseik (1810-1861) en Knoedgen (later Hillen) in Bree.

De firma Knoedgen staat in heel wat inventarissen vermeld, o.a. in  'Les industries céramiques' van Marcel De Meester uit 1907 en in de Nijverheidstelling van 1896 en 1910.

Pijpenfabriek Knoedgen

De broers Jean Jacques Knoedgen en Jacques Knoedgen waren afstammelingen uit een oude Duitse (Westerwald) pijpenmakers familie die in het begin van de 19e eeuw in Chokier (een deelgemeente van Flémalle in de provincie Luik) was neergestreken en daar een pijpenmakerij had. In 1834 trouwde Marie-Anne Knoedgen met Henri Wingender en dat was de start van de firma Knoedgen-Wingender in Chokier. De broers Jean Jacques en Jacques vertrokken in 1839 naar Luik om daar hun eigen pijpenmakerij op te richten. In 1846 verliet Jean Jacques Knoedgen de stad Luik en vestigde zich eerst in Maastricht en in 1853 in Bree waar zijn vrouw Anna Peeters vandaan kwam.

Door opvolging vanuit volgende huwelijken kwam de fabriek na de eerste wereldoorlog in handen van een kleinzoon van de oprichter, Jan Hillen die zich later ook gaat bezighouden met fabricage van Asbestos en Bruyere pijpen. Er zouden in Bree kleipijpen geproduceerd zijn tot in 1928.

Advertentie J.J. Knoedgen

In 1979 wordt de firma Hillen overgenomen (en verplaatst) door de Royal Dutch Pipe Factory, de Koninklijke Pijpenfabriek van Elbert Gubbels uit Roermond. 

De fabriek bevond zich nabij de Gerdingerpoort in Bree. Het bedrijf produceerde blijkbaar zowel Hollandse types als Franse en Duitse pijpen, voornamelijk voor de lokale markt. In 1910 werkten er 40 werknemers in de fabriek. Er is minstens één mooie catalogus van het bedrijf bewaard. 

Voorpagina catalogus pijpenfabriek J.J. Knoedgen, Bree

 

Eerste pagina uit een catalogus van pijpenfabriek J.J. Knoedgen, Bree

 

Bronnen:
https://www.tabakspijp.nl/
https://www.claypipes.nl/buitenland/belgie/knoedgen-bree/
http://www.grootstebreeenaar.be/hillen.html



vrijdag 1 november 2024

Limburgse keramische bedrijven in de nijverheidstellingen

Wist je dat er naast de Belgische volkstellingen ook nijverheidstellingen bestonden? En die bevatten interessante informatie over steenbakkerijen en pannenfabrieken...

In 1846 nam de beroemde statisticus en socioloog Adolphe Quetelet het initiatief om de eerste wetenschappelijke tellingen in België te organiseren. Het ging om de eerste volkstelling en om een landbouw- en nijverheidstelling. Deze  initiatieven werden niet systematisch herhaald en voor een nieuwe industrietelling was het zelfs 50 jaar wachten tot de nijverheidstelling van 1896. Toch verschaffen deze volks-, landbouw- en industriële tellingen de onderzoeker een unieke inkijk in de veranderde demografische en economische structuur van België, vanaf het ontstaan tot huidige vorm. De telling van 2001 betekende het einde van de klassieke tellingen. Deze telling werd ook niet meer volkstelling genoemd, maar socio-economische enquête. Het aantal inwoners werd nu op basis van het Rijksregister bepaald.  

Limburgse pannenfabrieken en steenbakkerijen

Deze nijverheidstellingen zijn een interessante bron om een globaal beeld te krijgen van een bepaalde industrie, in ons geval van de steenbakkerijen en pannenfabrieken. De tellingen geven het totale aantal van een bepaald bedrijfstype voor een bepaalde regio. Jammer genoeg werd de onderliggende informatie niet gepubliceerd of bewaard.

De meeste tellingen, maar niet allemaal, zijn online beschikbaar. Er zijn tellingen voor 1846, 1880, 1896, 1910, 1937, 1947, 1961 en 1970. Niet allemaal bevatten ze specifieke informatie over de keramische bedrijven.

Telling 1846

Deze eerste Belgische nijverheidstelling geeft interessante informatie over de steenbakkerijen en de pannenfabrieken. Onder meer het aantal werknemers en de lonen werden bevraagd en staan in het rapport. Jammer genoeg werden de steenbakkerijen en de pannenfabrieken samengeteld. Hieronder de gegevens voor Limburg. Er zijn volgens de nijverheidstelling in 1846 65 keramische bedrijven actief in de provincie Limburg.

In de inventaris van het primitief kadaster uit 1840 komen volgens het artikel van Willem Driesen 51 panovens voor. We zouden dus kunnen veronderstellen dat er in Limburg in 1846 ongeveer 50 pannenfabrieken en zo'n 15 permanente steenbakkerijen zijn. In de lijst van het primitief kadaster staat bijvoorbeeld maar één pannenoven voor Hasselt. De andere zijn dan mogelijk steenbakkerijen...

 

Telling 1880

De nijverheidstelling van 1880 is erg algemeen. In Limburg zijn er volgens de telling in dat jaar 80 keramische bedrijven actief.

Telling 1896

Van alle nijverheidstellingen die in België ooit hebben plaatsgevonden, neemt die van 1896 een bijzondere plaats in. Het was de eerste telling die een vrij betrouwbaar en gedetailleerd overzicht verschaft van de verschillende nijverheden overal in het land. Wie op zoek is naar harde informatie over plaatselijke nijverheden, huisarbeid op het platteland, oude beroepen die vandaag verdwenen zijn of meer algemeen de economische ontwikkeling, vindt hierin veel informatie. 

Door uit te gaan van één specifieke teldatum, nl. 31 oktober, kwam een aantal nijverheden niet zo goed in beeld. Zeker voor de keramische nijverheid is dit het geval. Veldovens worden immers niet in de herfst gestookt. In de telling is dan ook sprake van bedrijven die al dan niet actief zijn. Een deel van de werknemers uit deze sector zullen op het ogenblik van de telling aan de slag zijn geweest in andere bedrijfstakken, bijvoorbeeld de suikerfabrieken die in oktober op volle toeren draaiden.  

Steenbakkerijen

As, Borlo, Brustem, Engelmanshoven, Vorsen, Genk (2), Gingelom, Sint-Lambrechts-Herk, Linkhout, Loksbergen (2), Montenaken, Sint-Truiden (5), Schulen, Dilsen (4), Eksel, Grote-Brogel, Houthalen, Maaseik (2), Ophoven, Opoeteren, Peer (3), Rotem (3), Beverst, Bilzen (3), Boorsem, Kortessem (2), Valmeer, Vreren, Grote-Spouwen, Hoepertingen, Kerniel (2), Koninksem, Lanaken, Borgloon (2), Mal, Maasmechelen (3), Millen, Mopertingen, Neerharen, Opgrimbie (8), Rekem (9), Rijkhoven (3), Stokkem, Tongeren, Uikhoven (8), Vucht en Wellen.
In het totaal zijn er in 1896 92 steenbakkerijen actief in Limburg.

In onze inventaris hebben we relatief weinig informatie over steenbakkerijen (veldovens) in die periode, nl. slechts van zo'n 15 à 20.

Pannenfabrieken

Alken, Bree, Elen, Lanklaar, Stokkem, Hamont, Schulen, Vliermaalroot, Wintershoven, Rekem, Nieuwerkerken, Loksbergen (2), Maaseik (2), Peer (2) en Tongeren (5).
In het totaal zijn er in 1896 22 pannenfabrieken actief in Limburg.

Dit aantal komt goed overeen met de gegevens in onze inventaris. Het is immers niet gemakkelijk te weten tot wanneer een bepaalde pannenfabriek actief is geweest.

Pijpenfabrieken

Bree

Dit is de bekende pijpenfabriek Knoedgen uit Bree.

Pottenbakkerijen

Sint-Truiden, Schulen, Bree (4), Dilsen, Wijchmaal, Alken, Bilzen en Tongeren.
In het totaal zijn er in 1896 11 pottenbakkerijen actief in Limburg.

Eén van de pagina's uit de nijverheidstelling 1896

Telling 1910

Ook de nijverheidstelling van 31 december 1910 geeft enkel globale cijfers. Uiteraard liggen er op 31 december veel keramische bedrijven stil, nl. 51. In het totaal zijn er in Limburg in 1910 121 keramische bedrijven actief.

Vergelijking met andere bronnen

Al deze cijfers kunnen we vergelijken met andere bronnen. Naast de inventaris voor het primitief kadaster zijn er immers nog interessante gegevens bewaard. Er is echter een belangrijk verschil tussen de nijverheidstellingen en sommige andere cijfers. In de nijverheidstellingen werden blijkbaar de actieve steenbakkerijen, in de meeste gevallen veldovens, ook meegeteld. Dat deed bijvoorbeeld De Meester uitdrukkelijk niet. Hij heeft in zijn inventaris voor Limburg geen steenbakkerijen (dat wil dus zeggen geen mechanische), maar wel 21 pannenfabrieken, 5 pottenbakkerijen en één pijpenfabriek (in Bree). Die cijfers komen redelijk goed overeen met de tellingen van 1880, 1896 en 1910 (als je uitgaat van ongeveer 80 à 100 steenbakkerijen).

Een andere bron zijn de Almanakken. Daarin zijn de namen van steen- en pannenbakkers per gemeente opgesomd. Deze bevatten wel veldovens. In 1857 zijn er bijvoorbeeld 95 tuilers en briquetiers opgenomen, in 1866 109, in 1882 111, en in 1888 91.



dinsdag 29 oktober 2024

Openbare verkoop van de panoven van Jozef Vos

Sinds kort is een deel van het gedigitaliseerde archief van de stad Hasselt online raadpleegbaar. Even zoeken leverde meteen enkele interessante vondsten op, waaronder deze openbare verkoop.

Het gaat om de verkoop van 'schoone bouwmaterialen' afkomstig van de afbraak van de pannenoven van Jozef Vos aan het station van Schulen. 

Dit was de laatste pannenoven van de familie Vos. Jozef Vos verkocht zijn laatste pannen volgens zijn eigen notities in 1906. Hij overleed in het begin van de eerste wereldoorlog op 6 december 1914. 

Het gebouw was op het moment van de verkoop eigendom van notaris M. de Valkeneer, notaris in Brussel. De panoven was dus blijkbaar eerder al verkocht door de familie. Het was notaris Vandersmissen van Lummen die de verkoop op verzoek van notaris de Valkeneer organiseerde op 3 februari 1911. Het geheel werd in 8 loten verkocht: de pannenhut (lot 1 tot 5), de leemmolen (lot 6), de panoven (lot 7) en het stookhuis (lot 8). Alles moest opgeruimd zijn voor 1 april van dat jaar.

Kleimolen

We gingen er steeds van uit dat de pannen in deze panoven tot op het eind met de hand werden gemaakt en dat in Schulen de stap naar mechanisatie nooit werd gezet. Uit de beschrijving blijkt dat het misschien niet helemaal klopt. Het 6de lot is een 'leemmolen'. Die werd misschien wel door een stoommachine aangedreven. De vermelding van een stookhuis zou daarop kunnen wijzen, maar het zou evengoed het gebouw bij de panoven kunnen zijn. Van een stoommachine, of van andere machines, is echter geen sprake in de verkoopaankondiging. Oorspronkelijk werden klei- of leemmolens ook aangedreven met paarden. Het zou dus ook over zo'n traditionele kleimolen kunnen gaan.



De panoven van Jozef Vos werd waarschijnlijk gebouwd voor 1870. Hij had destijds een eigen aansluiting op het station van Schulen (links op het kaartje).

Panoven Vos op de militaire kaart van 1903 (links) met twee droogloodsen, een stookhuis en de pannenhut.

 

zondag 25 augustus 2024

Steenbakkerij Houben en Spitz in 1973

In de Bibliotheek Hasselt-Limburg (de voormalige Provinciale Bibliotheek), vond ik een tijdje geleden in de Collectie Limburgensia twee interessante documenten over steenbakkerijen. Het ging om eindwerken die in de jaren '70 gemaakt werden door leerlingen aan het Limburgs Handelsinstituut in Genk, vanaf 1985 samengegaan met het Sint-Jan Berchmanscollege, en vanaf 2018 een onderdeel van het Atlas College in Genk. Het Atlas College schonk in 2021 meer dan 400 van dergelijke eindwerken aan de Bibliotheek Hasselt-Limburg. Een interessante bron over de Limburgse bedrijven in die jaren.

Concreet gaat het om een eindwerk van Willy Mengels uit 1976 over de Steenbakkerij van Membruggen pvba en een eindwerk van Mathieu Neyens uit 1973 over de Machinale Steenbakkerij Houben en Spits nv. Het zijn beiden interessante documenten, omdat ze een momentopname zijn van deze bedrijven zoals ze op dat ogenblik actief waren en ze enkele interessante foto's bevatten.

Machinale steenbakkerij Houben en Spitz nv

Vooral voor Steenbakkerij Houben en Spitz in Aldeneik (Maaseik) is dit een interessante bron. Tot nu toe hadden we niet erg veel informatie over het bedrijf. De steenbakkerij sloot allicht in 1984 (en niet in 1971 zoals we tot nu dachten op basis van bepaalde informatie) en dus geeft dit document een zicht op het bedrijf zo'n tien jaar voor het zijn activiteiten stopzette. 

Van 1925 tot 1973 werkte de steenbakkerij met een ringoven en droogloodsen. Een nieuwe droogoven en nieuwe tunneloven werden in 1973 gebouwd, maar de tunneloven was blijkbaar nog net niet in gebruik op het ogenblik dat de tekst werd geschreven. Het ging toen om een investering van 9,32 miljoen frank. De tunneloven zou dus (slechts) 11 jaar in bedrijf blijven.

Op luchtfoto's en kaarten kan je inderdaad zien dat het bedrijf lang over een ringoven en droogloodsen beschikte. In de jaren '70 verdwenen die op de foto's.

Het document is niet slecht geschreven voor een scholier (allicht in het laatste jaar middelbaar) en beschrijft de activiteiten, de administratieve werkzaamheden en de financiële resultaten van het bedrijf. Sommige beschrijvingen zijn echter niet erg accuraat; "De steenbakkerij beschikt over een hofmanshof d.w.z. een steenpers met de hand bediend" (heeft de bedrijfsleider dit wel nagelezen?) en soms zelfs aandoenlijk: "Veel veiligheidsvoorschriften moeten in deze onderneming niet genomen worden, daar er geen enkel beroep bij is dat enig gevaar voor de werknemer kan opleveren". 

Op het ogenblik van het gesprek zijn er in het bedrijf 15 werknemers aan het werk en twee leidinggevenden (directeurs?), nl. Jozef Dederen en Norbert Houben.

Ingang van het bedrijf Houben-Spitz
De strengpers
De ringoven (1925-1973)
De nieuwe tunneloven (1973)
De opgestapelde stenen langs de ringoven



dinsdag 16 juli 2024

Steenbakkerijen in de Annalen der Mijnen

Een beetje onverwacht ontdekten we interessante informatie over pannenfabrieken en steenbakkerijen in de Annalen der Mijnen, een publicatie van het Bestuur der Mijnwezen.

Deze publicatie, gestart rond 1900, bevat onder meer een jaarlijks overzicht van de activiteiten van het Kempisch bekken, met andere woorden van de mijnen die actief zijn in de provincie Limburg (de concessie van het Kempisch bekken lag deels ook in de provincie Antwerpen).

Een belangrijk aspect van deze rapporten was de informatie over de veiligheid in de bedrijven waarop de ingenieurs van het Bestuur der Mijnwezen toezicht hielden. Sinds een wijziging van de wetgeving in 1957 werden niet alleen de steenkoolmijnen opgevolgd, maar ook de graverijen, de groeven, de metaalfabrieken en de cokes- en agglomeratenfabrieken.

De graverijen zijn volgens de wetgeving 'de ontginningen van baksteenaarde bestemd voor permanente steen- en pannenfabrieken', onder de groeven vielen ook de ontginningen van veldsteenbakkerijen. Naast informatie over de aantallen graverijen en groeven, bevatten de rapporten ook informatie over zware ongevallen en over relevante wijzigingen in de productietechnieken.

We vonden slechts een enkele van deze publicaties online terug. Allicht zijn er wel meer jaargangen te vinden in bibliotheken.

Graverijen

De graverijen zijn volgens de definitie de grotere kleigroeven voor permanente steen- en pannenbakkerijen.

1960 1961 1962 1963
Antwerpen 83 83 79 77
Limburg 9 10 11 13
Oost-Vlaanderen 22 24 39 25
Vlaams-Brabant 14 15 16 13
West-Vlaanderen 52 43 24 35
Totaal
180 175 169 163
 
Volgens deze cijfers zouden er in Limburg dus in 1963 nog 13 'grote' steen- en pannenbakkerijen actief zijn geweest. Inventaris komen we inderdaad ongeveer aan dat aantal. Opvallend is ook de stijging van 9 in 1960 naar 13 in 1963. Het zou interessant zijn te weten of de oorspronkelijke gegevens voor deze rapporten bewaard zijn gebleven.

Groeven

Onder de groeven vermeld men afzonderlijk het aantal veldsteenbakkerijen per provincie.


1960 1961
1963
Antwerpen 1 0
3
Limburg 12 11
13
Oost-Vlaanderen 77 65
68
Vlaams-Brabant 38 40
44
West-Vlaanderen 11 9
8
Totaal
139 125
136

Dit zijn opvallende cijfers. Indien dit klopt, waar we toch wel van mogen uitgaan, zouden er dus in Limburg in 1963 nog 13 veldsteenbakkerijen bestaan hebben. In onze inventaris vinden we er daarvan slechts enkele terug. Er blijft dus nog heel wat te ontdekken...


donderdag 11 juli 2024

Luikse steenbakkers voor de Zuid-Willemsvaart

Op zoek naar pannenfabriekjes en steenbakkers in de verschillende Limburgse gemeenten kregen we een tijdje geleden ook informatie uit Bocholt. 

Volgens de Wim Cuppens van de heemkundige kring van Bocholt waren er in Bocholt of Reppel geen pannenbakkers. Wel zijn er brikkenbakkers actief geweest, maar waarschijnlijk enkel voor concrete gebouwen of bouwprojecten, zoals de Zuid-Willemsvaart. Over de brikkenbakkers in een andere Bocholtse deelgemeente Kaulille schreven we al eerder een stukje.

Zuid-Willemsvaart 

De Zuid-Willemsvaart is ontstaan als een idee van Napoleon en werd destijds omschreven als 'Le Grand Canal du Nord'. Toch was het Koning Willem I van Nederland die het kanaal afmaakte. Wegens het hoogteverschil was men genoodzaakt 20 sluizen te voorzien op de Zuid-Willemsvaart, waarvan sluis 17 en 18 respectievelijk in Lozen en in Veldhoven gelegen zijn.

Erg opvallende bouwprojecten waren dus de sluizen en brughoofden die tussen 1821 en 1826 bij de aanleg van de Zuid-Willemsvaart in Bocholt werden gebouwd. Het gaat concreet om de sluizen nr. 17 in Lozen en nr. 18 in Veldhoven. Uiteraard waren voor de bouw daarvan heel veel bakstenen nodig. De gebruikte brikkenoven zou volgens de informatie van Wim Cuppens gelegen hebben in de buurt van sluis 17 in Lozen. Het is niet duidelijk vanwaar de nodige klei werd aangevoerd. Waarschijnlijk kwam die gewoon beschikbaar bij het graven van het kanaal. Volgens Wim Cuppens waren de oude leemkuilen (langs de Leemkuilenstraat) in die periode immers al lang uitgeput.

Luikse brikkenbakkers

De nodige bakstenen werden gebakken door brikkenbakkers die de werken aan de Zuid-Willemsvaart 'volgden'. Het zou gaan om de brikkenbakkersfamilie Balsat uit het Luikse die dat jaar, in 1825, in Bocholt verbleef.

Inderdaad op de website van de heemkring van Kinrooi vonden we de vermelding van een huwelijk van Lambertus Balsat, gedoopt te Luik. Lambert trouwde voor de kerk op 26 november 1825 in Bocholt met Anna Catharina Marechal, ook gedoopt in de buurt van Luik. We vonden ook enkele stambomen op Geneanet en zochten en vonden de huwelijksakte in de registers van de burgerlijke stand van Bocholt. Die was erg interessant. Lambert is geboren in 1802 in Ans et Glain bij Luik en is dus 23 jaar, zijn echtgenote Anna Catherina, 26 jaar oud, is geboren in de parochie Saint-Walburge in Luik. Ze staan beiden vermeld als brikkenmakers, net als de ouders van Lambert, Gerard en Maria Catharina Robert, die op dat moment blijkbaar ook in Bocholt verblijven.

Deel van de huwelijksakte van Lambert Balsat en Anna Catharina Marechal uit 1825
Later vinden we de familie terug in Luik waar Lambert Balsat en verschillende van zijn zonen als mijnwerker aan de slag zijn...  

Er zijn wel meer verhalen over Waalse brikkenbakkers die als rondtrekkende ambachtslieden in Limburg werkten. Dit is een concreet voorbeeld mét concreet bewijsmateriaal, in een periode dat bakstenen huizen op het platteland nog een uitzondering waren.

Brikkenbakkers in Bocholt.
Prachtige foto uit een familiearchief uit Bocholt via Wim Cuppens van de Heemkundige Kring


vrijdag 28 juni 2024

500000 geëmailleerde brikken per jaar

'La Majolique de Hasselt', het Hasseltse keramische bedrijf dat vooral bekend is van zijn prachtige vazen en keramische gevelversiering, had aan het eind van de 19de eeuw ook een slimme manier om promotie te voeren. Ze hadden een tentoonstellings- en verkoopruimte in Brussel op de Boulevard du Nord (nu de Aldophe Maxlaan) en publiceerden regelmatig publiciteitsfolders en catalogi.

Eén van die folders staat in de inventaris van het MOT. De publicatie werd volgens een zinnetje bovenaan de eerste pagina blijkbaar verspreid als bijlage bij 'La chronique des travaux publics', een commercieel tijdschrift voor aannemers, en maakt reclame voor de speciale geëmailleerde (geglazuurde) bakstenen die het bedrijf produceerde. Er werden er in dat jaar, 1896, wel 500000 geproduceerd! Deze geglazuurde bakstenen waren erg intrek om de gevels van woonhuizen te versieren.

Op het vlak van sierkeramiek behoorde de Hasseltse fabriek tot de top in België en zelfs in Europa. Weinig fabrieken produceerden dergelijke sierstukken in zuivere art-nouveaustijl zoals dat in Hasselt werd gedaan. Producten van het Hasseltse bedrijf waren zelfs in de kuststeden populair... 

Dat catalogi en bedrijfsfolders een interessante bron van informatie zijn, is daarmee ook nog eens aangetoond... 

Mooie advertentie op de achterzijde van de folder (Bron: MOT)




donderdag 27 juni 2024

Limburgse pannenovens in een Nederlands archief

In het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, waartoe België van 1815 tot 1830 behoorde, gaven de provinciebesturen vergunningen voor de oprichting van (hinderlijke) bedrijven, waaronder pannenfabrieken en steenbakkerijen. Ook voor pannenfabrieken in Belgisch Limburg dus! 

 

Hinderlijke inrichtingen

Keizerlijk decreet 1810 (Wikipedia)

De wetgeving voor gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke inrichtingen kent al een lange geschiedenis. De eerste nationale wetgeving dateert van 15 oktober 1810 en werd ingevoerd om de vele klachten tegen bedrijven die ongezonde en hinderlijke uitwasemingen veroorzaken in te perken. Het keizerlijk decreet (ja, dat was onder Frans bewind) voerde een vergunningsplicht in om een bedrijf te mogen opstarten en maakte een onderscheid tussen drie klassen van bedrijven, naargelang de graad van hinder. Overeenkomstig de drie klassen, werd de vergunning verleend door de nationale overheid, de provincie of de gemeente. Na herzieningen in 1824 en 1849, onderging het vergunningstelsel vooral in 1863 grondige wijzigingen. Van de drie klassen bleven er maar twee over die behandeld werden door ofwel het Schepencollege (klasse 2-bedrijven) ofwel de Bestendige Deputatie (klasse 1-bedrijven). Deze wet vormt nog altijd de basis van het vergunningenstelsel dat na de Tweede Wereldoorlog werd gemoderniseerd en opgenomen in het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming (ARAB). Sinds 1991 is het ARAB vervangen door de Vlarem-decreten (Vlaamse decreten houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne).

Limburgse steen- en pannenbakkers

In het archief van de Nederlandse provincie Limburg bleven deze beslissingen van de provincie uit de 'Hollandse tijd' bewaard. De registers ('Index op de besluiten van Provinciale Staten van Limburg 1824-1861') zijn bovendien online raadpleegbaar. Ik kreeg via Marcel Dings een overzicht van de beslissingen die op Belgisch Limburg betrekking hebben. 

Dit zijn ze:


7 juli 1825:
"toelating aan P. J. van Cluisen om een pannenbakkerij op te richten te Schuelen"

Dit is de panoven in de Leemkuilstraat in Schulen. De oven werd dus al in juli 1825 opgericht door Pieter Jan van Cluisen. Die was er nog steeds pannenbakker ten tijde van de opmaak van het eerste Belgische kadaster in 1841. De oven zou actief geweest zijn tot 1871. Waarschijnlijk was in dezelfde omgeving al rond 1785 een oven actief, uitgebaat door Nicolas Bosmans.
Deze pannenbakkerij staat vermeld in de Almanakken van 1833, 1857 en 1866. 

De vermelding van de toelating aan P.J. van Cluisen te Schuelen in het register (pag. 1359)


30 maart 1827:
"toelating aan J. M. Willems van Beek om zijn pannenbakkerij van Beek naar Bree te verplaatsen"

Het is niet duidelijk om welke pannenbakkerij het hier gaat of waar deze gelegen was. In 1841 zijn er in Bree nog vier pannenbakkerijen actief.


17 april 1827:
"toelating aan J. Bremans om een pannenbakkerij op te richten te Gerdingen"

Dit is de panoven in de huidige Palmenhofstraat in de Rooter Beemden in GerdingenJan Breemans wordt ook als eigenaar vermeld in de inventaris voor het primitief kadaster in 1842. De oven was waarschijnlijk actief tot 1886.
Deze pannenbakkerij staat vermeld in de Almanakken van 1833, 1857, 1860-61, 1866, 1882-83 en 1888.


16 oktober 1827:
"toelating aan A. Broeren om een pannenbakkerij op te richten te Bree"

Dit is de pannenbakkerij in Malta, ‘Aen Veewijerstraet’ in Bree. Arnold Broeren was ook nog steeds pannenbakker ten tijde van de inventaris voor het primitief kadaster in 1842. Hij baatte zijn pannenbakkerij uit tot 1869.
Deze pannenbakkerij staat vermeld in de Almanakken van 1857, 1860-61 en 1866.


15 april 1828:

"toelating aan P. J. Vos om een pannenbakkerij op te richten te Schuelen"

De familie Vos bakte al pannen in de Rey in Schulen rond 1790. Blijkbaar kreeg Pieter Jan Vos dus de toelating voor een nieuwe oven in 1828. Op die locatie bleef een pannenbakkerij bestaan tot in 1879. Op het eind van de 19de eeuw bouwde Joseph Vos een nieuwe pannenbakkerij in diezelfde omgeving met een spooraansluiting naar het station van Schulen. Deze pannenfabriek bleef actief tot ongeveer 1906.
Deze pannenbakkerij staat vermeld in de Almanakken van 1833, 1882-83 en 1888.


18 april 1828:
"toelating aan G. Thoelen om een pannenbakkerij op te richten te Hasselt"

Het is niet duidelijk om welke pannenbakkerij het hier gaat of waar deze gelegen was. Volgens de inventaris voor het primitief kadaster uit 1842 zijn er op dat ogenblik 2 pannenovens actief. In 1810 zou de Hasseltse reus ‘De Langeman’ gebouwd zijn in een pannenbakkerij; “dans une tuilerie, entre le Boomkens- et la Fonteinstraat". Misschien gaat het om deze pannenbakkerij…  


2 september 1828:
"toelating aan J.G. Wilsens om een pannenbakkerij op te richten te Hasselt"

Het is ook in dit geval niet duidelijk om welke Hasseltse pannenbakkerij het gaat.
Deze pannenbakkerij staat wel vermeld in de Almanakken van 1833, 1854, 1857 en 1860-61.


12 mei 1829:
"toelating aan H. van Cosen om een pannenbakkerij op te richten te Schuelen"

Deze pannenbakkerij lag aan de huidige Pannestraat in Schulen en werd dus in 1829 opgericht door Hendrik Vancosen (1771-1850), later verdergezet door zijn zoon Johannes Vancosen. Hij wordt ook vermeld in het voor het primitief kadaster in 1842. De pannenfabriek was vermoedelijk actief tot kort na 1860. In deze omgeving werden al veel vroeger pannen gebakken. Op de Villaretkaart uit 1748 staat al een ’thuillerie’ aangeduid.
Deze pannenbakkerij staat vermeld in de Almanakken van 1857, 1866 en 1888.


15 juni 1830:
"toelating aan K. Smeets om een steen- en pannenbakkerij op te richten te Weijer"

Het is niet duidelijk om welke pannenbakkerij het hier gaat of waar deze gelegen was. In 1841 zijn er in Wijer wel nog drie pannenbakkerijen actief.


29 juli 1830:
"toelating aan J. van Kluisen om een pannen- en steenbakkerij op te richten te Schuelen"

Dit is de panoven van Pieter Jan Van Cluysen in de Leemkuilstraat in Schulen. Hij kreeg ook al in juli 1825 een toelating (zie hoger). De pannenbakkerij was er nog steeds pannenbakker ten tijde van de opmaak van het eerste Belgische kadaster in 1841. De oven zou actief geweest zijn tot 1871.
Deze pannenbakkerij staat vermeld in de Almanakken van 1833, 1857 en 1866. 

 

 

dinsdag 4 juni 2024

Tegula et imbrex

De oudste dakpannen in onze streken waren de dakpannen die door de Romeinen werden gebruikt. Ze combineerden twee types keramische pannen die samen een gesloten dak opleverden: de tegula en de imbrex.

De Romeinse dakpannen waren gebaseerd op oudere types die al door de Grieken werden gemaakt en blijkbaar via de Etrusken bij de Romeinen terecht kwamen. Het ging om grote platte pannen met links en rechts een opstaande rand (de tegula). Die werden netjes naast elkaar gelegd en de twee opstaande randen werden bedekt met een halfronde, taps toelopende, pan (de imbrex). Zo kreeg men een mooi gesloten dakvlak.

De tegula was groot (40 x 60 cm) en dus ook zwaar. Ze werden ook nog eens overlappend geplaatst (1/3). Dat leverde dus een zwaar dak op.

Romeinse Tegula en imbrex (Foto: Rohardus.com)

 

Romeinse pannenovens

In het Nederlandse Berg en Dal werden kort voor de Tweede Wereldoorlog grote Romeinse pottenbakkers- of pannenovens opgegraven. De grote aantallen dakpannen die nodig waren voor al die Romeinse gebouwen in onze streken konden immers moeilijk in een kleine pottenbakkersoven gebakken worden. Het is me niet bekend of ook in België, naast pottenbakkersovens, resten van dergelijke omvangrijke ovens gevonden werden. 

Reconstructie van de Romeinse pannenovens (Foto: Toerisme Veluwe Arnhem Nijmegen)

 

Stempels en hondenpoten

Heel wat Romeinse dakpannen dragen een merkteken of stempel van de maker of van de legerafdeling waar ze werden geproduceerd. Op sommige staan vreemdere tekens of afdrukken van dierenpoten. Zo werd er in Tongeren eentje gevonden met een hondenpoot. In het Nederlandse Voorburg liep er zelfs een lynx over de drogende pannen...

Romeinse dakpan met hondenpoot (Foto: Het Belang van Limburg)

 

zaterdag 20 april 2024

Red de historische pannendaken!

Naar aanleiding van een bezoek tijden de laatste Open Monumentendag aan een gerestaureerde hoeve in Kortessem viel het me op dat men bij de restauratie van het dak de aanwezige historische dakpannen gewoon door een ander type nieuwe dakpan had vervangen. Jammer toch...

De imposante Hoeve Renard in Vliermaal (Kortessem) is sinds kort eigendom van de Nationale Boomgaardenstichting en wordt stap voor stap door hen gerestaureerd. Tijdens de recente Open Monumentendag was er een open-deur-dag met rondleidingen en met de jaarlijkse befaamde fruittentoonstelling van de stichting. 

Kruispannen uit Bree

Het dak werd in het voorjaar van 2023 volledig gerenoveerd. Ze gaven er zelf ook wat informatie over en je kon op de binnenkoer enkele oude pannen bekijken die ze hadden bewaard. Tot mijn verbazing ging het om kruispannen (of Bouletpannen) geproduceerd bij Pannenfabriek Vandevenne-Vandermeulen in Bree. Eigenaardig genoeg geen Kortessemse pannen dus. Dat had misschien te maken met de ouderdom van het dak. De hoeve werd (na een brand) herbouwd in 1888 en blijkbaar koos de rijke eigenaar toen al voor mechanische pannen. Misschien werden die op dat ogenblik nog niet geproduceerd in Kortessem. De Pannenoven Hemelsveld (later Pannenfabriek Van Oostayen) produceerde toen waarschijnlijk nog geen mechanische pannen. Later was dat wel het geval.

Bij de dakrenovatie werden de oorspronkelijke kruispannen niet hergebruikt. Uit een reactie van de organisatie blijkt dat slechts een klein deel van de oude pannen nog bruikbaar was.
Het gerenoveerde dak werd volledig uitgevoerd in nieuwe stormpannen. Nochtans zijn nieuwe kruispannen ook nog steeds beschikbaar (namelijk bij BMI-Monier). Jammer toch? Waarom werd niet het zelfde type pannen gebruikt?

Aandacht voor oude pannen?

We gingen zoeken naar richtlijnen over het gebruik van oude pannen bij restauraties. Zoekwerk op de website van het Vlaams Agentschap Onroerend Erfgoed leverde weinig specifieke informatie op. Ook in de beschrijvingen van erfgoedobjecten valt het op dat er weinig aandacht is voor het gebruikte type pannen. Meestal gaat het over 'Vlaamse pannen' (wanneer men handgevormde holle pannen of golfpannen bedoelt) of hanteert men de algemene term 'mechanische pannen' (wanneer het over oude mechanisch geproduceerde pannen gaat). Men lijkt dus weinig belang te hechten aan het type mechanische pannen dat werd gebruikt. Je zou zelfs veronderstellen dat men geen idee heeft van de verschillende types mechanische pannen.

Voor het vervangen van oude Vlaamse pannen bij een restauratie is men schijnbaar redelijk tolerant. Er worden wel aanbevelingen gedaan in verband met hergebruik van oude pannen, maar in één advies lazen we ook dat handgevormde pannen meestal mogen worden vervangen door nieuwe mechanische holle pannen ("meestal door type Pottelberg 451 vieilli", in 'Energiezuinige maatregelen in monumenten met woonfunctie').

Bij de Monumentenwacht geeft men ook aandacht aan de historische pannen. In een zgn. onderhoudsfiche 'Onderhoud van pannendaken' adviseert men om "een voorraad pannen aan te leggen van de juiste grootte, vorm en kleur. Historische pannen zijn over het algemeen nog goed leverbaar via handelaars in tweedehands bouwmaterialen."

Deze info komt bijna letterlijk uit Nederlandse documenten. Bij onze Noorderburen lijkt men veel meer belang te hechten aan het behoud van historische pannendaken van de verschillende types dakpannen. De Nederlandse Rijksdienst voor Monumenten besteedt er een hele website aan. En er wordt verwezen naar publicaties over de verschillende types oude dakpannen. Misschien heeft het werk van ons vriend Huub Mombers er wel wat mee te maken?

Hoeve Renard in Vliermaal. Gerenoveerde dak uitgevoerd in nieuwe stormpannen. (Foto: Het Nieuwsblad)

 

Oproep

Geef toe: een dak in oude kruispannen is een heel ander dak dan eentje in muldenpannen, stormpannen of Loksbergse sluitpannen. Hoe kan je er dan bij een renovatie of restauratie voor kiezen om die zomaar te vervangen door een ander type? Mijn aanvoelen is dat er soms over 'kleuren' veel moeilijker wordt gedaan...

Hierbij dus een warme oproep om bij renovaties en restauraties van gebouwen de oude dakpannen te behouden en specifieke aandacht te hebben voor het gebruikte type mechanische pannen. De meeste types zijn meestal nog verkrijgbaar bij handelaars in tweedehandsbouwmaterialen of worden zelfs nog nieuw geproduceerd.

 

 

zondag 14 april 2024

Steenbakkers in Opoeteren en Dorne

In een publicatie van de Geschied- en Heemkundige Kring "Utersjank" van Opoeteren, 'Opoeteren een dorp aan de Oeter' (2009), vonden we enkele interessante gegevens over de activiteiten van steenbakkers in Opoeteren en het vlakbij gelegen Dorne, nu deelgemeenten van Maaseik.

Zoals in veel Kempische dorpen maakte men al eeuwen gebruik van leem voor de vakwerkhuizen en -boerderijtjes en voor de vloeren van die woningen. Die leem (of klei) werd plaatselijk uitgegraven in een leemkuil in de buurt. Later werd diezelfde leem gebruikt voor het bakken van bakstenen voor de kerk of voor de eerste stenen huizen van het dorp. Zo was het blijkbaar ook in Opoeteren en Dorne.

In de publicatie wordt gesteld dat de meeste lokale brikkenovens werden gestart door families die in Duitsland, tijdens seizoensarbeid, de stiel van het steenbakken hadden geleerd. Dat kan voor sommige lokale brikkenbakkers het geval geweest zijn, maar er werden in Limburg veel eerder bakstenen gebakken.

Op basis van gegevens uit gemeenteraadsverslagen wordt in het artikel een overzicht gegeven van de locaties waar in Opoeteren en Dorne brikken gebakken werden (de onderstaande tekst is deels overgenomen uit de bovenvermelde publicatie).

Op oude kaarten konden we de meeste ontginningen terugvinden.

De leimkuul van Dorne 

Op 28 december 1849 krijgen Willem Spreuwers en Wilhelmus Vranken onder voorwaarden de toelating een brikkenoven voor 100.000 stenen te maken op de gemeenteheide genaamd Leymskuilen, 400 meter van Hool verwijderd op een stuk grond toebehorend aan Lambert Vanderstegen. Deze plaats zou nu nog herkenbaar zijn als oude leemkuil.
'Op de gemeenteheide' zouden door Doorke Thaens nog tot in de jaren 1927-1928 brikken gebakken zijn.

De huidige Leemkuilstraat in Dorne is een herinnering aan de vroegere leemkuilen op deze locatie.

Ligging van de Leemkuilstraat in Dorne. De oude leemkuilen lagen waarschijnlijk aan de rechterkant.


Aen Sint-Ool

Op 11 november 1875 wordt de aanvraag van Jan Neyens van Opglabbeek om een brikkenoven voor 225.000 stenen te maken te Dorne sectie D nr. 482 van het kadaster, gegeven, "op voorwaarde dat de helft der brikken niet buiten de gemeente zullen vermetseld worden". De andere helft mag wel aan niet-inwoners verkocht worden mits de betaling aan de gemeente van 25 frank per tienduizend stenen. "Voor het vervoer dezer brikken zal de verkooper een declaratie van doen aan voormelden burgemeester en een schriftelijke verklaring brengen van den aankoper, de hoeveelheid der gekochte brikken aanduidend." Het gemeentebestuur wou blijkbaar grondig kunnen controleren wat er met de bakstenen gebeurde...

Op dezelfde locatie wordt later rond 1900 een vergunning toegekend aan de gebroeders Boyen voor de ontginning van leem en het oprichten van steenovens (zie verder).

Ontginning op perceel D 482, onderaan in het midden, langs de weg naar As.

 

Gruitroderheide en de schuttersboomplaats

Op 7 februari 1889 wordt er een aanvraag ingediend voor het plaatsen van een brikkenoven op de Gruitroderheide in Opoeteren, de Dornerheide in Dorne (zie Leemkuilstraat) en 'aan de schuttersboomplaats' tussen Opoeteren en Dorne. Waarschijnlijk bedoelt men met de 'schuttersboomplaats' de plaats waar het huidige Mariapark ligt. Daar stond immers van oudsher de schuttersboom van de schutterij van de Houw en Dorne.
Op 23 maart 1897 is er nog eens een aanvraag voor 150.000 brikken op de Gruitroderheide.

Rooierlee

Ook op de hei, de huidige Rooierlee, lag een leemkuil. Het gebied op de Rooierlee bestrijkt een oppervlakte van minstens 3 ha en is verschillende meters diep uitgehaald.
Delen van de leemkuilen zouden nu nog herkenbaar zijn. Tot in de jaren '70 was het 'de croskuul' van de Opoeterse jeugd.

De familie Boyen

In 1880 woonde de familie Boyen in één van de laatste huizen van Dorne in de richting Niel, juist voor de huidige splitsing van de Nielerstraat en Smoutweg, ook aan de Tip genoemd. Moeder Stieneke bleef als weduwe achter met een gezin van 10 kinderen (6 jongens en 4 meisjes). Veel akkergrond bezat ze niet en ander werk voor de opgroeiende gezinsleden was meer dan welkom.
De zonen en ook de dochters trokken verscheidene seizoenen naar Düsseldorf en leerden er de stiel. Eigen ondernemerschap lag voor de hand.

Het ging hier om het gezin Henricus Boyen (°1838 As, +1888 Opoeteren) en Maria Christina Gerits (°1848, +1923).

De eerste oven in Dorne moet gebouwd zijn op het perceel links van de Weg naar As, juist voorbij de Donatuskapel en de Slagmolenstraat in de richting van Niel. Tot bij de aanleg van de Weg naar As in 1955 waren daar blijkbaar nog de sporen van afgravingen te zien.

Later kregen de gebroeders Boyen een vergunning om leem te steken en ovens op te richten op de heide in de richting van Niel. Dat was gemeenschappelijke grond gelegen tussen de huidige St.- Oolstraat en Nielerstraat. De gemeente verkocht later deze grond in grote percelen langs beide wegen. Het middengedeelte van de heide met de leemkuilen, waar in die tijd de ovens gebouwd werden en brandden werd in de jaren '50 verkaveld in kleinere bouwplaatsen en verkocht toen de weg naar As aangelegd werd.

Aan de helling naar Niel toe vonden de gebroeders Boyen de geschikte kleilagen voor het bakken van brikken en weldra bloeide daar een bedrijvigheid die niet alleen werk verschafte aan de gezinnen Boyen, maar ook andere werkkrachten introk en nodig had. Te meer daar één van de broers, Antoon, aannemer werd.

Antoon Boyen (°1883, +1968) was gehuwd met Maria Catharina Berger (°1888, +1964). Het gezin had zes kinderen.

Toen in de jaren '20 goedkope bakstenen uit de Vlaanders op de markt kwamen, en vooral na de dood van Bert Boyen (Hubert Boyen (°1878, +?)), viel de productie van bakstenen in Dorne stil. Hubert verongelukte blijkbaar in één van de leemputten, toen een wand het begaf en hij bedolven werd onder de zware klei...

Antoon was waarschijnlijk de laatst steenbakker in Dorne.

Tot nu toe hadden we geen enkele steenbakkerij of pannenfabriek voor Opoeteren of Dorne. Deze nieuwe informatie wordt binnenkort ook toegevoegd aan onze inventaris.

Gouden bruiloft van het echtpaar Antoon Boyen en Maria Catharina Berger in januari 1961.

 

vrijdag 12 april 2024

Bunkers en bakstenen

Onlangs bezochten we provinciedomein Atlantikwall Raversyde in Oostende. We vonden er bunkers, maar ook veel bakstenen. Heel veel verschillende bakstenen!

De Duitse radar aan de ingang van het Domein Raversyde in Oostende

Atlantikwall Raversyde is een van de best bewaarde delen van de Duitse verdedigingslinie, de Alantikwall. Batterij Saltzwedel-neu beschikte over meer dan zestig bunkers, open en ondergrondse gangen, observatieposten en geschutstellingen, gebouwd tijdens de Tweede Wereldoorlog. Je vindt er overigens ook de best bewaarde Duitse kustbatterij uit de Eerste Wereldoorlog, batterij Aachen.

In de jaren 1941 en 1942 werd de batterij Saltzwedel-neu volledig uitgebouwd. De bouwwerken waren onderling met elkaar verbonden door een stelsel van loopgangen.

Veel bakstenen

De bouw van deze bunkers en de loopgangen werd uitgevoerd door de zogenaamde Organisation Todt. De genieafdeling van het Duitse leger bleef verantwoordelijk voor het ontwerp van de verdedigingswerken en hield toezicht op de bouw. Organisation Todt was een Duits overheidsbedrijf en kon tijdens de bezetting dwangarbeiders inzetten. Dat gebeurde ook aan de Belgische kust. 

Ook de bouwmaterialen voor de militaire bouwwerken werden voor een groot deel opgeëist. Het bleek voor de bezetters moeilijk om aan de noodzakelijke bouwmaterialen te geraken. De Duitse militaire overheid verbood gedeeltelijk zelf de productie van bouwmaterialen en eiste veel grondstoffen en materialen op. 

Zo komt het dat erg verschillende bakstenen werden gebruikt voor de bouw van de overdekte loopgangen. Die werden volledig in baksteen uitgevoerd. De bunkers werden in beton gebouwd, soms wel één meter dik.

 

Perfora?

In sommige delen van de loopgangen levert dit een bont mozaïek op van bakstenen, geglazuurde en andere. De meeste bakstenen werden duidelijk met een strengpers geproduceerd. Blijkbaar werden er ook heel wat geperforeerde bakstenen gebruikt, waaronder ook echte holle elementen. Sommige daarvan dragen het merk 'Perfora'. Na wat zoekwerk leerden we op de interessante website van Joost Devree dat deze holle stenen o.m. geproduceerd werden door de Nederlandse firma Geldens: "Op de Jaarbeurs in Utrecht in maart 1941 werd door NV Metselsteen, v/h Antoon Geldens Mij. de Perforavloer gepresenteerd. Deze bestond uit keramische elementen." Op een andere Nederlandse website vonden we een mooie catalogus van het bedrijf met de 'Perfora' stenen.
Deze Nederlandse firma Geldens is overigens van dezelfde familie als de voormalige steenbakkerij in Ramskapelle bij Nieuwpoort

Holle bakstenen met de stempel Perfora, hier gewoon gebruikt als 'losse' baksteen...

Allicht werd dit type holle stenen al eerder in de jaren dertig geproduceerd, hoe konden ze anders hier bij de bouw van deze Duitse bunkers en loopgangen gebruikt zijn? En zou het Duitse leger hier, in Oostende aan de Belgische kust Nederlandse bakstenen hebben gebruikt? Zouden lokale Belgische baksteenbedrijven dit Nederlandse (gedeponeerde!) model onder licentie hebben geproduceerd? En dat tijdens de oorlogsjaren? Vragen die onbeantwoord blijven...

Advertentie van de firma Geldens uit Nijmegen voor de Perfora-steen (jaren '50)

Dergelijke holle elementen werden in België overigens al tientallen jaren gemaakt. Het brede assortiment dat bijvoorbeeld door het Tongerse bedrijf van de familie Francart werd geproduceerd is daar een mooi voorbeeld van. Latere evolueerden dergelijke holle stenen tot de 'potten' die in zgn. 'holle welfsels' werden toegepast. Deze 'Perfora' stenen waren daar ook een voorbeeld van...

Of hoe een bezoek een een historische site aan de Belgische kust toch ook weer interessante dingen over bakstenen opleverde... In elk geval was het een erg interessant bezoek aan provinciedomein Atlantikwall Raversyde. Een  aanrader!

Welkom!

Een Limburgse inventaris!?

Een inventaris van 'alle' Limburgse panovens, pannenfabrieken en steenbakkerijen? Allicht onbegonnen werk... In elk geval wil ik m...