dinsdag 16 juli 2024

Steenbakkerijen in de Annalen der Mijnen

Een beetje onverwacht ontdekten we interessante informatie over pannenfabrieken en steenbakkerijen in de Annalen der Mijnen, een publicatie van het Bestuur der Mijnwezen.

Deze publicatie, gestart rond 1900, bevat onder meer een jaarlijks overzicht van de activiteiten van het Kempisch bekken, met andere woorden van de mijnen die actief zijn in de provincie Limburg (de concessie van het Kempisch bekken lag deels ook in de provincie Antwerpen).

Een belangrijk aspect van deze rapporten was de informatie over de veiligheid in de bedrijven waarop de ingenieurs van het Bestuur der Mijnwezen toezicht hielden. Sinds een wijziging van de wetgeving in 1957 werden niet alleen de steenkoolmijnen opgevolgd, maar ook de graverijen, de groeven, de metaalfabrieken en de cokes- en agglomeratenfabrieken.

De graverijen zijn volgens de wetgeving 'de ontginningen van baksteenaarde bestemd voor permanente steen- en pannenfabrieken', onder de groeven vielen ook de ontginningen van veldsteenbakkerijen. Naast informatie over de aantallen graverijen en groeven, bevatten de rapporten ook informatie over zware ongevallen en over relevante wijzigingen in de productietechnieken.

We vonden slechts een enkele van deze publicaties online terug. Allicht zijn er wel meer jaargangen te vinden in bibliotheken.

Graverijen

De graverijen zijn volgens de definitie de grotere kleigroeven voor permanente steen- en pannenbakkerijen.

1960 1961 1962 1963
Antwerpen 83 83 79 77
Limburg 9 10 11 13
Oost-Vlaanderen 22 24 39 25
Vlaams-Brabant 14 15 16 13
West-Vlaanderen 52 43 24 35
Totaal
180 175 169 163
 
Volgens deze cijfers zouden er in Limburg dus in 1963 nog 13 'grote' steen- en pannenbakkerijen actief zijn geweest. Inventaris komen we inderdaad ongeveer aan dat aantal. Opvallend is ook de stijging van 9 in 1960 naar 13 in 1963. Het zou interessant zijn te weten of de oorspronkelijke gegevens voor deze rapporten bewaard zijn gebleven.

Groeven

Onder de groeven vermeld men afzonderlijk het aantal veldsteenbakkerijen per provincie.


1960 1961
1963
Antwerpen 1 0
3
Limburg 12 11
13
Oost-Vlaanderen 77 65
68
Vlaams-Brabant 38 40
44
West-Vlaanderen 11 9
8
Totaal
139 125
136

Dit zijn opvallende cijfers. Indien dit klopt, waar we toch wel van mogen uitgaan, zouden er dus in Limburg in 1963 nog 13 veldsteenbakkerijen bestaan hebben. In onze inventaris vinden we er daarvan slechts enkele terug. Er blijft dus nog heel wat te ontdekken...


donderdag 11 juli 2024

Luikse steenbakkers voor de Zuid-Willemsvaart

Op zoek naar pannenfabriekjes en steenbakkers in de verschillende Limburgse gemeenten kregen we een tijdje geleden ook informatie uit Bocholt. 

Volgens de Wim Cuppens van de heemkundige kring van Bocholt waren er in Bocholt of Reppel geen pannenbakkers. Wel zijn er brikkenbakkers actief geweest, maar waarschijnlijk enkel voor concrete gebouwen of bouwprojecten, zoals de Zuid-Willemsvaart. Over de brikkenbakkers in een andere Bocholtse deelgemeente Kaulille schreven we al eerder een stukje.

Zuid-Willemsvaart 

De Zuid-Willemsvaart is ontstaan als een idee van Napoleon en werd destijds omschreven als 'Le Grand Canal du Nord'. Toch was het Koning Willem I van Nederland die het kanaal afmaakte. Wegens het hoogteverschil was men genoodzaakt 20 sluizen te voorzien op de Zuid-Willemsvaart, waarvan sluis 17 en 18 respectievelijk in Lozen en in Veldhoven gelegen zijn.

Erg opvallende bouwprojecten waren dus de sluizen en brughoofden die tussen 1821 en 1826 bij de aanleg van de Zuid-Willemsvaart in Bocholt werden gebouwd. Het gaat concreet om de sluizen nr. 17 in Lozen en nr. 18 in Veldhoven. Uiteraard waren voor de bouw daarvan heel veel bakstenen nodig. De gebruikte brikkenoven zou volgens de informatie van Wim Cuppens gelegen hebben in de buurt van sluis 17 in Lozen. Het is niet duidelijk vanwaar de nodige klei werd aangevoerd. Waarschijnlijk kwam die gewoon beschikbaar bij het graven van het kanaal. Volgens Wim Cuppens waren de oude leemkuilen (langs de Leemkuilenstraat) in die periode immers al lang uitgeput.

Luikse brikkenbakkers

De nodige bakstenen werden gebakken door brikkenbakkers die de werken aan de Zuid-Willemsvaart 'volgden'. Het zou gaan om de brikkenbakkersfamilie Balsat uit het Luikse die dat jaar, in 1825, in Bocholt verbleef.

Inderdaad op de website van de heemkring van Kinrooi vonden we de vermelding van een huwelijk van Lambertus Balsat, gedoopt te Luik. Lambert trouwde voor de kerk op 26 november 1825 in Bocholt met Anna Catharina Marechal, ook gedoopt in de buurt van Luik. We vonden ook enkele stambomen op Geneanet en zochten en vonden de huwelijksakte in de registers van de burgerlijke stand van Bocholt. Die was erg interessant. Lambert is geboren in 1802 in Ans et Glain bij Luik en is dus 23 jaar, zijn echtgenote Anna Catherina, 26 jaar oud, is geboren in de parochie Saint-Walburge in Luik. Ze staan beiden vermeld als brikkenmakers, net als de ouders van Lambert, Gerard en Maria Catharina Robert, die op dat moment blijkbaar ook in Bocholt verblijven.

Deel van de huwelijksakte van Lambert Balsat en Anna Catharina Marechal uit 1825
Later vinden we de familie terug in Luik waar Lambert Balsat en verschillende van zijn zonen als mijnwerker aan de slag zijn...  

Er zijn wel meer verhalen over Waalse brikkenbakkers die als rondtrekkende ambachtslieden in Limburg werkten. Dit is een concreet voorbeeld mét concreet bewijsmateriaal, in een periode dat bakstenen huizen op het platteland nog een uitzondering waren.

Brikkenbakkers in Bocholt.
Prachtige foto uit een familiearchief uit Bocholt via Wim Cuppens van de Heemkundige Kring


vrijdag 28 juni 2024

500000 geëmailleerde brikken per jaar

'La Majolique de Hasselt', het Hasseltse keramische bedrijf dat vooral bekend is van zijn prachtige vazen en keramische gevelversiering, had aan het eind van de 19de eeuw ook een slimme manier om promotie te voeren. Ze hadden een tentoonstellings- en verkoopruimte in Brussel op de Boulevard du Nord (nu de Aldophe Maxlaan) en publiceerden regelmatig publiciteitsfolders en catalogi.

Eén van die folders staat in de inventaris van het MOT. De publicatie werd volgens een zinnetje bovenaan de eerste pagina blijkbaar verspreid als bijlage bij 'La chronique des travaux publics', een commercieel tijdschrift voor aannemers, en maakt reclame voor de speciale geëmailleerde (geglazuurde) bakstenen die het bedrijf produceerde. Er werden er in dat jaar, 1896, wel 500000 geproduceerd! Deze geglazuurde bakstenen waren erg intrek om de gevels van woonhuizen te versieren.

Op het vlak van sierkeramiek behoorde de Hasseltse fabriek tot de top in België en zelfs in Europa. Weinig fabrieken produceerden dergelijke sierstukken in zuivere art-nouveaustijl zoals dat in Hasselt werd gedaan. Producten van het Hasseltse bedrijf waren zelfs in de kuststeden populair... 

Dat catalogi en bedrijfsfolders een interessante bron van informatie zijn, is daarmee ook nog eens aangetoond... 

Mooie advertentie op de achterzijde van de folder (Bron: MOT)




donderdag 27 juni 2024

Limburgse pannenovens in een Nederlands archief

In het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, waartoe België van 1815 tot 1830 behoorde, gaven de provinciebesturen vergunningen voor de oprichting van (hinderlijke) bedrijven, waaronder pannenfabrieken en steenbakkerijen. Ook voor pannenfabrieken in Belgisch Limburg dus! 

 

Hinderlijke inrichtingen

Keizerlijk decreet 1810 (Wikipedia)

De wetgeving voor gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke inrichtingen kent al een lange geschiedenis. De eerste nationale wetgeving dateert van 15 oktober 1810 en werd ingevoerd om de vele klachten tegen bedrijven die ongezonde en hinderlijke uitwasemingen veroorzaken in te perken. Het keizerlijk decreet (ja, dat was onder Frans bewind) voerde een vergunningsplicht in om een bedrijf te mogen opstarten en maakte een onderscheid tussen drie klassen van bedrijven, naargelang de graad van hinder. Overeenkomstig de drie klassen, werd de vergunning verleend door de nationale overheid, de provincie of de gemeente. Na herzieningen in 1824 en 1849, onderging het vergunningstelsel vooral in 1863 grondige wijzigingen. Van de drie klassen bleven er maar twee over die behandeld werden door ofwel het Schepencollege (klasse 2-bedrijven) ofwel de Bestendige Deputatie (klasse 1-bedrijven). Deze wet vormt nog altijd de basis van het vergunningenstelsel dat na de Tweede Wereldoorlog werd gemoderniseerd en opgenomen in het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming (ARAB). Sinds 1991 is het ARAB vervangen door de Vlarem-decreten (Vlaamse decreten houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne).

Limburgse steen- en pannenbakkers

In het archief van de Nederlandse provincie Limburg bleven deze beslissingen van de provincie uit de 'Hollandse tijd' bewaard. De registers ('Index op de besluiten van Provinciale Staten van Limburg 1824-1861') zijn bovendien online raadpleegbaar. Ik kreeg via Marcel Dings een overzicht van de beslissingen die op Belgisch Limburg betrekking hebben. 

Dit zijn ze:


7 juli 1825:
"toelating aan P. J. van Cluisen om een pannenbakkerij op te richten te Schuelen"

Dit is de panoven in de Leemkuilstraat in Schulen. De oven werd dus al in juli 1825 opgericht door Pieter Jan van Cluisen. Die was er nog steeds pannenbakker ten tijde van de opmaak van het eerste Belgische kadaster in 1841. De oven zou actief geweest zijn tot 1871. Waarschijnlijk was in dezelfde omgeving al rond 1785 een oven actief, uitgebaat door Nicolas Bosmans.
Deze pannenbakkerij staat vermeld in de Almanakken van 1833, 1857 en 1866. 

De vermelding van de toelating aan P.J. van Cluisen te Schuelen in het register (pag. 1359)


30 maart 1827:
"toelating aan J. M. Willems van Beek om zijn pannenbakkerij van Beek naar Bree te verplaatsen"

Het is niet duidelijk om welke pannenbakkerij het hier gaat of waar deze gelegen was. In 1841 zijn er in Bree nog vier pannenbakkerijen actief.


17 april 1827:
"toelating aan J. Bremans om een pannenbakkerij op te richten te Gerdingen"

Dit is de panoven in de huidige Palmenhofstraat in de Rooter Beemden in GerdingenJan Breemans wordt ook als eigenaar vermeld in de inventaris voor het primitief kadaster in 1842. De oven was waarschijnlijk actief tot 1886.
Deze pannenbakkerij staat vermeld in de Almanakken van 1833, 1857, 1860-61, 1866, 1882-83 en 1888.


16 oktober 1827:
"toelating aan A. Broeren om een pannenbakkerij op te richten te Bree"

Dit is de pannenbakkerij in Malta, ‘Aen Veewijerstraet’ in Bree. Arnold Broeren was ook nog steeds pannenbakker ten tijde van de inventaris voor het primitief kadaster in 1842. Hij baatte zijn pannenbakkerij uit tot 1869.
Deze pannenbakkerij staat vermeld in de Almanakken van 1857, 1860-61 en 1866.


15 april 1828:

"toelating aan P. J. Vos om een pannenbakkerij op te richten te Schuelen"

De familie Vos bakte al pannen in de Rey in Schulen rond 1790. Blijkbaar kreeg Pieter Jan Vos dus de toelating voor een nieuwe oven in 1828. Op die locatie bleef een pannenbakkerij bestaan tot in 1879. Op het eind van de 19de eeuw bouwde Joseph Vos een nieuwe pannenbakkerij in diezelfde omgeving met een spooraansluiting naar het station van Schulen. Deze pannenfabriek bleef actief tot ongeveer 1906.
Deze pannenbakkerij staat vermeld in de Almanakken van 1833, 1882-83 en 1888.


18 april 1828:
"toelating aan G. Thoelen om een pannenbakkerij op te richten te Hasselt"

Het is niet duidelijk om welke pannenbakkerij het hier gaat of waar deze gelegen was. Volgens de inventaris voor het primitief kadaster uit 1842 zijn er op dat ogenblik 2 pannenovens actief. In 1810 zou de Hasseltse reus ‘De Langeman’ gebouwd zijn in een pannenbakkerij; “dans une tuilerie, entre le Boomkens- et la Fonteinstraat". Misschien gaat het om deze pannenbakkerij…  


2 september 1828:
"toelating aan J.G. Wilsens om een pannenbakkerij op te richten te Hasselt"

Het is ook in dit geval niet duidelijk om welke Hasseltse pannenbakkerij het gaat.
Deze pannenbakkerij staat wel vermeld in de Almanakken van 1833, 1854, 1857 en 1860-61.


12 mei 1829:
"toelating aan H. van Cosen om een pannenbakkerij op te richten te Schuelen"

Deze pannenbakkerij lag aan de huidige Pannestraat in Schulen en werd dus in 1829 opgericht door Hendrik Vancosen (1771-1850), later verdergezet door zijn zoon Johannes Vancosen. Hij wordt ook vermeld in het voor het primitief kadaster in 1842. De pannenfabriek was vermoedelijk actief tot kort na 1860. In deze omgeving werden al veel vroeger pannen gebakken. Op de Villaretkaart uit 1748 staat al een ’thuillerie’ aangeduid.
Deze pannenbakkerij staat vermeld in de Almanakken van 1857, 1866 en 1888.


15 juni 1830:
"toelating aan K. Smeets om een steen- en pannenbakkerij op te richten te Weijer"

Het is niet duidelijk om welke pannenbakkerij het hier gaat of waar deze gelegen was. In 1841 zijn er in Wijer wel nog drie pannenbakkerijen actief.


29 juli 1830:
"toelating aan J. van Kluisen om een pannen- en steenbakkerij op te richten te Schuelen"

Dit is de panoven van Pieter Jan Van Cluysen in de Leemkuilstraat in Schulen. Hij kreeg ook al in juli 1825 een toelating (zie hoger). De pannenbakkerij was er nog steeds pannenbakker ten tijde van de opmaak van het eerste Belgische kadaster in 1841. De oven zou actief geweest zijn tot 1871.
Deze pannenbakkerij staat vermeld in de Almanakken van 1833, 1857 en 1866. 

 

 

dinsdag 4 juni 2024

Tegula et imbrex

De oudste dakpannen in onze streken waren de dakpannen die door de Romeinen werden gebruikt. Ze combineerden twee types keramische pannen die samen een gesloten dak opleverden: de tegula en de imbrex.

De Romeinse dakpannen waren gebaseerd op oudere types die al door de Grieken werden gemaakt en blijkbaar via de Etrusken bij de Romeinen terecht kwamen. Het ging om grote platte pannen met links en rechts een opstaande rand (de tegula). Die werden netjes naast elkaar gelegd en de twee opstaande randen werden bedekt met een halfronde, taps toelopende, pan (de imbrex). Zo kreeg men een mooi gesloten dakvlak.

De tegula was groot (40 x 60 cm) en dus ook zwaar. Ze werden ook nog eens overlappend geplaatst (1/3). Dat leverde dus een zwaar dak op.

Romeinse Tegula en imbrex (Foto: Rohardus.com)

 

Romeinse pannenovens

In het Nederlandse Berg en Dal werden kort voor de Tweede Wereldoorlog grote Romeinse pottenbakkers- of pannenovens opgegraven. De grote aantallen dakpannen die nodig waren voor al die Romeinse gebouwen in onze streken konden immers moeilijk in een kleine pottenbakkersoven gebakken worden. Het is me niet bekend of ook in België, naast pottenbakkersovens, resten van dergelijke omvangrijke ovens gevonden werden. 

Reconstructie van de Romeinse pannenovens (Foto: Toerisme Veluwe Arnhem Nijmegen)

 

Stempels en hondenpoten

Heel wat Romeinse dakpannen dragen een merkteken of stempel van de maker of van de legerafdeling waar ze werden geproduceerd. Op sommige staan vreemdere tekens of afdrukken van dierenpoten. Zo werd er in Tongeren eentje gevonden met een hondenpoot. In het Nederlandse Voorburg liep er zelfs een lynx over de drogende pannen...

Romeinse dakpan met hondenpoot (Foto: Het Belang van Limburg)

 

zaterdag 20 april 2024

Red de historische pannendaken!

Naar aanleiding van een bezoek tijden de laatste Open Monumentendag aan een gerestaureerde hoeve in Kortessem viel het me op dat men bij de restauratie van het dak de aanwezige historische dakpannen gewoon door een ander type nieuwe dakpan had vervangen. Jammer toch...

De imposante Hoeve Renard in Vliermaal (Kortessem) is sinds kort eigendom van de Nationale Boomgaardenstichting en wordt stap voor stap door hen gerestaureerd. Tijdens de recente Open Monumentendag was er een open-deur-dag met rondleidingen en met de jaarlijkse befaamde fruittentoonstelling van de stichting. 

Kruispannen uit Bree

Het dak werd in het voorjaar van 2023 volledig gerenoveerd. Ze gaven er zelf ook wat informatie over en je kon op de binnenkoer enkele oude pannen bekijken die ze hadden bewaard. Tot mijn verbazing ging het om kruispannen (of Bouletpannen) geproduceerd bij Pannenfabriek Vandevenne-Vandermeulen in Bree. Eigenaardig genoeg geen Kortessemse pannen dus. Dat had misschien te maken met de ouderdom van het dak. De hoeve werd (na een brand) herbouwd in 1888 en blijkbaar koos de rijke eigenaar toen al voor mechanische pannen. Misschien werden die op dat ogenblik nog niet geproduceerd in Kortessem. De Pannenoven Hemelsveld (later Pannenfabriek Van Oostayen) produceerde toen waarschijnlijk nog geen mechanische pannen. Later was dat wel het geval.

Bij de dakrenovatie werden de oorspronkelijke kruispannen niet hergebruikt. Uit een reactie van de organisatie blijkt dat slechts een klein deel van de oude pannen nog bruikbaar was.
Het gerenoveerde dak werd volledig uitgevoerd in nieuwe stormpannen. Nochtans zijn nieuwe kruispannen ook nog steeds beschikbaar (namelijk bij BMI-Monier). Jammer toch? Waarom werd niet het zelfde type pannen gebruikt?

Aandacht voor oude pannen?

We gingen zoeken naar richtlijnen over het gebruik van oude pannen bij restauraties. Zoekwerk op de website van het Vlaams Agentschap Onroerend Erfgoed leverde weinig specifieke informatie op. Ook in de beschrijvingen van erfgoedobjecten valt het op dat er weinig aandacht is voor het gebruikte type pannen. Meestal gaat het over 'Vlaamse pannen' (wanneer men handgevormde holle pannen of golfpannen bedoelt) of hanteert men de algemene term 'mechanische pannen' (wanneer het over oude mechanisch geproduceerde pannen gaat). Men lijkt dus weinig belang te hechten aan het type mechanische pannen dat werd gebruikt. Je zou zelfs veronderstellen dat men geen idee heeft van de verschillende types mechanische pannen.

Voor het vervangen van oude Vlaamse pannen bij een restauratie is men schijnbaar redelijk tolerant. Er worden wel aanbevelingen gedaan in verband met hergebruik van oude pannen, maar in één advies lazen we ook dat handgevormde pannen meestal mogen worden vervangen door nieuwe mechanische holle pannen ("meestal door type Pottelberg 451 vieilli", in 'Energiezuinige maatregelen in monumenten met woonfunctie').

Bij de Monumentenwacht geeft men ook aandacht aan de historische pannen. In een zgn. onderhoudsfiche 'Onderhoud van pannendaken' adviseert men om "een voorraad pannen aan te leggen van de juiste grootte, vorm en kleur. Historische pannen zijn over het algemeen nog goed leverbaar via handelaars in tweedehands bouwmaterialen."

Deze info komt bijna letterlijk uit Nederlandse documenten. Bij onze Noorderburen lijkt men veel meer belang te hechten aan het behoud van historische pannendaken van de verschillende types dakpannen. De Nederlandse Rijksdienst voor Monumenten besteedt er een hele website aan. En er wordt verwezen naar publicaties over de verschillende types oude dakpannen. Misschien heeft het werk van ons vriend Huub Mombers er wel wat mee te maken?

Hoeve Renard in Vliermaal. Gerenoveerde dak uitgevoerd in nieuwe stormpannen. (Foto: Het Nieuwsblad)

 

Oproep

Geef toe: een dak in oude kruispannen is een heel ander dak dan eentje in muldenpannen, stormpannen of Loksbergse sluitpannen. Hoe kan je er dan bij een renovatie of restauratie voor kiezen om die zomaar te vervangen door een ander type? Mijn aanvoelen is dat er soms over 'kleuren' veel moeilijker wordt gedaan...

Hierbij dus een warme oproep om bij renovaties en restauraties van gebouwen de oude dakpannen te behouden en specifieke aandacht te hebben voor het gebruikte type mechanische pannen. De meeste types zijn meestal nog verkrijgbaar bij handelaars in tweedehandsbouwmaterialen of worden zelfs nog nieuw geproduceerd.

 

 

zondag 14 april 2024

Steenbakkers in Opoeteren en Dorne

In een publicatie van de Geschied- en Heemkundige Kring "Utersjank" van Opoeteren, 'Opoeteren een dorp aan de Oeter' (2009), vonden we enkele interessante gegevens over de activiteiten van steenbakkers in Opoeteren en het vlakbij gelegen Dorne, nu deelgemeenten van Maaseik.

Zoals in veel Kempische dorpen maakte men al eeuwen gebruik van leem voor de vakwerkhuizen en -boerderijtjes en voor de vloeren van die woningen. Die leem (of klei) werd plaatselijk uitgegraven in een leemkuil in de buurt. Later werd diezelfde leem gebruikt voor het bakken van bakstenen voor de kerk of voor de eerste stenen huizen van het dorp. Zo was het blijkbaar ook in Opoeteren en Dorne.

In de publicatie wordt gesteld dat de meeste lokale brikkenovens werden gestart door families die in Duitsland, tijdens seizoensarbeid, de stiel van het steenbakken hadden geleerd. Dat kan voor sommige lokale brikkenbakkers het geval geweest zijn, maar er werden in Limburg veel eerder bakstenen gebakken.

Op basis van gegevens uit gemeenteraadsverslagen wordt in het artikel een overzicht gegeven van de locaties waar in Opoeteren en Dorne brikken gebakken werden (de onderstaande tekst is deels overgenomen uit de bovenvermelde publicatie).

Op oude kaarten konden we de meeste ontginningen terugvinden.

De leimkuul van Dorne 

Op 28 december 1849 krijgen Willem Spreuwers en Wilhelmus Vranken onder voorwaarden de toelating een brikkenoven voor 100.000 stenen te maken op de gemeenteheide genaamd Leymskuilen, 400 meter van Hool verwijderd op een stuk grond toebehorend aan Lambert Vanderstegen. Deze plaats zou nu nog herkenbaar zijn als oude leemkuil.
'Op de gemeenteheide' zouden door Doorke Thaens nog tot in de jaren 1927-1928 brikken gebakken zijn.

De huidige Leemkuilstraat in Dorne is een herinnering aan de vroegere leemkuilen op deze locatie.

Ligging van de Leemkuilstraat in Dorne. De oude leemkuilen lagen waarschijnlijk aan de rechterkant.


Aen Sint-Ool

Op 11 november 1875 wordt de aanvraag van Jan Neyens van Opglabbeek om een brikkenoven voor 225.000 stenen te maken te Dorne sectie D nr. 482 van het kadaster, gegeven, "op voorwaarde dat de helft der brikken niet buiten de gemeente zullen vermetseld worden". De andere helft mag wel aan niet-inwoners verkocht worden mits de betaling aan de gemeente van 25 frank per tienduizend stenen. "Voor het vervoer dezer brikken zal de verkooper een declaratie van doen aan voormelden burgemeester en een schriftelijke verklaring brengen van den aankoper, de hoeveelheid der gekochte brikken aanduidend." Het gemeentebestuur wou blijkbaar grondig kunnen controleren wat er met de bakstenen gebeurde...

Op dezelfde locatie wordt later rond 1900 een vergunning toegekend aan de gebroeders Boyen voor de ontginning van leem en het oprichten van steenovens (zie verder).

Ontginning op perceel D 482, onderaan in het midden, langs de weg naar As.

 

Gruitroderheide en de schuttersboomplaats

Op 7 februari 1889 wordt er een aanvraag ingediend voor het plaatsen van een brikkenoven op de Gruitroderheide in Opoeteren, de Dornerheide in Dorne (zie Leemkuilstraat) en 'aan de schuttersboomplaats' tussen Opoeteren en Dorne. Waarschijnlijk bedoelt men met de 'schuttersboomplaats' de plaats waar het huidige Mariapark ligt. Daar stond immers van oudsher de schuttersboom van de schutterij van de Houw en Dorne.
Op 23 maart 1897 is er nog eens een aanvraag voor 150.000 brikken op de Gruitroderheide.

Rooierlee

Ook op de hei, de huidige Rooierlee, lag een leemkuil. Het gebied op de Rooierlee bestrijkt een oppervlakte van minstens 3 ha en is verschillende meters diep uitgehaald.
Delen van de leemkuilen zouden nu nog herkenbaar zijn. Tot in de jaren '70 was het 'de croskuul' van de Opoeterse jeugd.

De familie Boyen

In 1880 woonde de familie Boyen in één van de laatste huizen van Dorne in de richting Niel, juist voor de huidige splitsing van de Nielerstraat en Smoutweg, ook aan de Tip genoemd. Moeder Stieneke bleef als weduwe achter met een gezin van 10 kinderen (6 jongens en 4 meisjes). Veel akkergrond bezat ze niet en ander werk voor de opgroeiende gezinsleden was meer dan welkom.
De zonen en ook de dochters trokken verscheidene seizoenen naar Düsseldorf en leerden er de stiel. Eigen ondernemerschap lag voor de hand.

Het ging hier om het gezin Henricus Boyen (°1838 As, +1888 Opoeteren) en Maria Christina Gerits (°1848, +1923).

De eerste oven in Dorne moet gebouwd zijn op het perceel links van de Weg naar As, juist voorbij de Donatuskapel en de Slagmolenstraat in de richting van Niel. Tot bij de aanleg van de Weg naar As in 1955 waren daar blijkbaar nog de sporen van afgravingen te zien.

Later kregen de gebroeders Boyen een vergunning om leem te steken en ovens op te richten op de heide in de richting van Niel. Dat was gemeenschappelijke grond gelegen tussen de huidige St.- Oolstraat en Nielerstraat. De gemeente verkocht later deze grond in grote percelen langs beide wegen. Het middengedeelte van de heide met de leemkuilen, waar in die tijd de ovens gebouwd werden en brandden werd in de jaren '50 verkaveld in kleinere bouwplaatsen en verkocht toen de weg naar As aangelegd werd.

Aan de helling naar Niel toe vonden de gebroeders Boyen de geschikte kleilagen voor het bakken van brikken en weldra bloeide daar een bedrijvigheid die niet alleen werk verschafte aan de gezinnen Boyen, maar ook andere werkkrachten introk en nodig had. Te meer daar één van de broers, Antoon, aannemer werd.

Antoon Boyen (°1883, +1968) was gehuwd met Maria Catharina Berger (°1888, +1964). Het gezin had zes kinderen.

Toen in de jaren '20 goedkope bakstenen uit de Vlaanders op de markt kwamen, en vooral na de dood van Bert Boyen (Hubert Boyen (°1878, +?)), viel de productie van bakstenen in Dorne stil. Hubert verongelukte blijkbaar in één van de leemputten, toen een wand het begaf en hij bedolven werd onder de zware klei...

Antoon was waarschijnlijk de laatst steenbakker in Dorne.

Tot nu toe hadden we geen enkele steenbakkerij of pannenfabriek voor Opoeteren of Dorne. Deze nieuwe informatie wordt binnenkort ook toegevoegd aan onze inventaris.

Gouden bruiloft van het echtpaar Antoon Boyen en Maria Catharina Berger in januari 1961.

 

vrijdag 12 april 2024

Bunkers en bakstenen

Onlangs bezochten we provinciedomein Atlantikwall Raversyde in Oostende. We vonden er bunkers, maar ook veel bakstenen. Heel veel verschillende bakstenen!

De Duitse radar aan de ingang van het Domein Raversyde in Oostende

Atlantikwall Raversyde is een van de best bewaarde delen van de Duitse verdedigingslinie, de Alantikwall. Batterij Saltzwedel-neu beschikte over meer dan zestig bunkers, open en ondergrondse gangen, observatieposten en geschutstellingen, gebouwd tijdens de Tweede Wereldoorlog. Je vindt er overigens ook de best bewaarde Duitse kustbatterij uit de Eerste Wereldoorlog, batterij Aachen.

In de jaren 1941 en 1942 werd de batterij Saltzwedel-neu volledig uitgebouwd. De bouwwerken waren onderling met elkaar verbonden door een stelsel van loopgangen.

Veel bakstenen

De bouw van deze bunkers en de loopgangen werd uitgevoerd door de zogenaamde Organisation Todt. De genieafdeling van het Duitse leger bleef verantwoordelijk voor het ontwerp van de verdedigingswerken en hield toezicht op de bouw. Organisation Todt was een Duits overheidsbedrijf en kon tijdens de bezetting dwangarbeiders inzetten. Dat gebeurde ook aan de Belgische kust. 

Ook de bouwmaterialen voor de militaire bouwwerken werden voor een groot deel opgeëist. Het bleek voor de bezetters moeilijk om aan de noodzakelijke bouwmaterialen te geraken. De Duitse militaire overheid verbood gedeeltelijk zelf de productie van bouwmaterialen en eiste veel grondstoffen en materialen op. 

Zo komt het dat erg verschillende bakstenen werden gebruikt voor de bouw van de overdekte loopgangen. Die werden volledig in baksteen uitgevoerd. De bunkers werden in beton gebouwd, soms wel één meter dik.

 

Perfora?

In sommige delen van de loopgangen levert dit een bont mozaïek op van bakstenen, geglazuurde en andere. De meeste bakstenen werden duidelijk met een strengpers geproduceerd. Blijkbaar werden er ook heel wat geperforeerde bakstenen gebruikt, waaronder ook echte holle elementen. Sommige daarvan dragen het merk 'Perfora'. Na wat zoekwerk leerden we op de interessante website van Joost Devree dat deze holle stenen o.m. geproduceerd werden door de Nederlandse firma Geldens: "Op de Jaarbeurs in Utrecht in maart 1941 werd door NV Metselsteen, v/h Antoon Geldens Mij. de Perforavloer gepresenteerd. Deze bestond uit keramische elementen." Op een andere Nederlandse website vonden we een mooie catalogus van het bedrijf met de 'Perfora' stenen.
Deze Nederlandse firma Geldens is overigens van dezelfde familie als de voormalige steenbakkerij in Ramskapelle bij Nieuwpoort

Holle bakstenen met de stempel Perfora, hier gewoon gebruikt als 'losse' baksteen...

Allicht werd dit type holle stenen al eerder in de jaren dertig geproduceerd, hoe konden ze anders hier bij de bouw van deze Duitse bunkers en loopgangen gebruikt zijn? En zou het Duitse leger hier, in Oostende aan de Belgische kust Nederlandse bakstenen hebben gebruikt? Zouden lokale Belgische baksteenbedrijven dit Nederlandse (gedeponeerde!) model onder licentie hebben geproduceerd? En dat tijdens de oorlogsjaren? Vragen die onbeantwoord blijven...

Advertentie van de firma Geldens uit Nijmegen voor de Perfora-steen (jaren '50)

Dergelijke holle elementen werden in België overigens al tientallen jaren gemaakt. Het brede assortiment dat bijvoorbeeld door het Tongerse bedrijf van de familie Francart werd geproduceerd is daar een mooi voorbeeld van. Latere evolueerden dergelijke holle stenen tot de 'potten' die in zgn. 'holle welfsels' werden toegepast. Deze 'Perfora' stenen waren daar ook een voorbeeld van...

Of hoe een bezoek een een historische site aan de Belgische kust toch ook weer interessante dingen over bakstenen opleverde... In elk geval was het een erg interessant bezoek aan provinciedomein Atlantikwall Raversyde. Een  aanrader!

zaterdag 30 maart 2024

Schulense pannenovens op oude kaarten

Oude kaarten zijn een erg interessante bron van informatie om steenbakkerijen en pannenovens op te sporen. Door kaarten van verschillende periodes en auteurs te vergelijken kan je de evolutie van de bedrijven volgen. 

Zo geven oude kaarten ons een mooi beeld van de ligging en de evolutie van de oude Schulense pannenbakkerijen in Herk-de-Stad. Soms zijn de droogloodsen, de werkplaats of de ovens zelf ingetekend. Het is interessant om deze kaarten te vergelijken met schriftelijk bronnen (zoals de inventaris van Willem Driesen) of met de Buurtwegenatlas, omdat die de meest gedetailleerde informatie geeft.

Kaart van Villaret 1748

De kaart van Villaret uit 1748 is niet alleen een mooie kaart, ze geeft ook veel details. In de huidige Schulense Pannestraat vinden we de vermelding 'Thuillerie'. De gebouwen zijn niet heel duidelijk. Allicht gaat het om een woonhuis en een droogloods. Ook de ontginning van klei lijkt te zijn getekend. Verder liggen er in de omgeving geen panovens. We weten niet wie in die periode pannen bakt in deze 'thuillerie'. Wel dat de panoven waarschijnlijk in het bezit is van Petrus Frederici uit Hasselt. Later wordt deze panoven uitgebaat door de familie Vos.
Onderaan links staat ook een panoven aangeduid. Dit is de oven in de buurt van de huidige Leemkuilstraat. Blijkbaar ligt hij dan nog op een andere plaats dan later op de Buurtwegenatlas te zien is. 




Ferrariskaart 1777

Op de Ferrariskaart uit 1777 zien we (zo'n 30 jaar later) veel minder details (rechts op de afbeelding). Het woonhuis op het eind van de huidige Hoogstraat staat er nog, maar de pannenloods niet meer. De ontginning van klei is opgeschoven naar het oosten en daar staat blijkbaar wel een klein gebouwtje: een oven misschien? Het is allicht de familie Vos die op deze plaats rond 1790 pannen bakt.



Buurtwegenatlas 1843-1845

In de Buurtwegenatlas zien we tussen de Hoogstraat en de Pannestraat wel vijf droogloodsen. Bij twee er van is er nog een kleiner gebouwtje getekend: een oven of een afdak ('de hut') waaronder gewerkt werd. Van deze panovens weten we ook wie de eigenaars waren.



Kaart Vandermaelen 1846-1854

De kaart Vandermaelen is deels gebaseerd op de informatie van het kadaster, vandaar dat we hier dezelfde gebouwen zien als op de Buurtwegenatlas. Rond die periode, in 1856, laat pannenbakker Vos een nieuwe oven bouwen.



Belgische militaire stafkaart 1873

Op deze kaart uit 1873 is de situatie erg veranderd! De spoorlijn is aangelegd (in 1865!) en van de panovens uit de Buurtwegenatlas zijn er maar twee loodsen meer zichtbaar. Ongeveer op de plaats waar nu zich de ruïne van de laatste oven bevindt, is een gebouw, allicht een nieuwe pannenloods, zichtbaar.



Belgische militaire stafkaart 1884-1903

Deze stafkaart werd blijkbaar gemaakt in 1884 en een aantal maal zonder wijzigingen heruitgegeven, de laatste keer in 1903. Op deze kaart zijn zeker twee, misschien wel drie pannenbakkerijen zichtbaar. Bovenaan, langs de Laarbeek, ligt een pannenbakkerij met waarschijnlijk twee droogloodsen en een oven. Dit is de oven van de familie Raymaekers. Volgens onze gegevens kwam hij voor 1899 in de Pannestraat wonen en begon hij er als pannenbakker te werken.
Op het eind van de Hoogstraat ligt nog steeds dezelfde pannenbakkerij met een lange droogloods en twee kleine gebouwtjes. Hoogstwaarschijnlijk is dit de oorspronkelijke oven van de familie Vos.
En dan is er een nieuw opvallend gebouw, hoogstwaarschijnlijk ook een pannenfabriek. We vermoeden dat deze ook door de familie Vos werd gebouwd. In 1879 werd namelijk op een openbare verkoop de oven van de Pieter-Jan Vos verkocht, kort na zijn overlijden. Zijn zoon Jozef kocht de oven en werkte als pannenbakker verder tot ongeveer 1906. In de verkoopsadvertentie staat uitdrukkelijk vermeld dat er een aparte spoorlijn loopt van het station naar het bedrijf: "eene oude vermaarde pannenbakkerij met oven, hebbende eene verbindingslinie tot in de statie te Schuelen". Dat is hier duidelijk het geval!



Belgische militaire stafkaart 1933

Dit is de stafkaart van 1933. Dertig jaar na de vorige kaart zijn er geen pannenbakkerijen meer in Schulen. Jammer genoeg beschikken we tot nu toe niet over kaarten van de tussenliggende periode. Pannenbakker Jozef Vos stopte met zijn bedrijf rond 1906 en stierf in 1914. Pannenbakker Henri Raymaekers werkt allicht tot in het begin van de jaren 1920. In 1933 zie je alleen nog de ruïne van zijn laatste panoven op de plaats waar die nu nog steeds te vinden is...

woensdag 7 februari 2024

Is waterstof de toekomst voor de steenbakkerijen?

De Vlaamse regering keurde onlangs de uitbreiding goed van Nelissen Steenfabrieken NV uit Lanaken. Het bedrijf kan nu starten met de bouw van een nieuwe fabriek met een tunneloven die, als alles goed gaat, binnen enkele jaren zal werken op waterstof.

Het bedrijf wil haar bedrijfsvoering grondig verduurzamen om zo een oplossing te bieden voor de toekomstige klimaatdoelstellingen. Ze willen hun CO2-uitstoot tegen 2030 met 42 procent doen dalen. Dat kan onder meer door waterstof te gaan gebruiken in de plaats van fossiel aardgas. 

Groene waterstof

Of dat zal lukken is nog maar de vraag: om over voldoende toevoer van 'groene' waterstof te kunnen beschikken zijn ze afhankelijk van de aanleg van een waterstofleiding van Fluxys tussen Antwerpen en Luik. De bouw daarvan zou starten in 2028. Bovendien moet het aanbod aan duurzaam geproduceerde, zgn. 'groene waterstof' op dat ogenblik groot genoeg zijn. Heel veel industrieën die nu volop aardgas gebruiken zullen in de toekomst gebruik willen maken van deze groene waterstof. Ook collega-baksteenproducent Vandersanden denkt aan de mogelijkheden van waterstof als duurzame oplossing.

De waterstofleiding die voorzien wordt tussen Antwerpen en Luik zal net langs de fabriekssite van Nelissen lopen. Hierdoor is een rechtstreekse aansluiting op dat waterstofnetwerk mogelijk tegen 2032”, vertelde een optimistische co-CEO Burt Nelissen al in 2023 aan de pers.

Luchtfoto van het huidige bedrijf Nelissen Steenfabrieken (bron: Nelissen)

zaterdag 3 februari 2024

Een reglement voor het steenbakken in Sint-Truiden

Sint-Truiden vaardigt in 1914 regels uit voor de steenbakkerijen in de stad. 

Volgens een krantenbericht in de krant Stem van Haspengouw van 30 mei 1914 besliste het stadsbestuur van Sint-Truiden om vanaf 1915 alleen nog permanente steenbakkerijen toe te laten waar in gesloten ovens werd gebakken en die over een 25 m hoge schoorsteen beschikten. 

Veldovens (of ovens die niet aan die voorwaarden voldeden) mochten voortaan nog enkel tussen 15 augustus en 31 december gestookt worden. Kleine, eenmalige veldovens van maximaal 500000 stenen, mochten ook tussen 30 juni en 15 augustus gestookt worden. 

Vanaf 1849 behoorden in België de steenovens bij Koninklijk besluit tot de hinderlijke inrichtingen van derde categorie. Wegens het brand- en rookgevaar en moesten ze minimaal 100 meter van woningen verwijderd liggen. Het blijkt niet uit het reglement van de stad Sint-Truiden dat men die voorwaarde hanteerde. De regels in dit reglement lijken er eerder op te wijzen dat men een eigen oplossing zocht voor de hinder van de steenovens...  

Concurrentiestrijd

In die periode waren er in Sint-Truiden vermoedelijk (nog slechts) drie permanente steenbakkerijen actief: steenbakkerij Vanslype-Weyers, steenbakkerij Festraets-Vanslype en steenbakkerij Claes. Die laatste had een grote steenbakkerij in de buurt van Stayen. De andere twee lagen vlakbij elkaar langs de Tongerse steenweg en voerden een harde concurrentie zoals blijkt uit bepaalde krantenadvertenties. Aangezien aannemer/steenbakker Frans Claes goede relaties met het stadbestuur onderhield (hij bouwde onder meer de stationswijk en de tuinwijk Nieuw Sint-Truiden) zouden we kunnen vermoeden dat het nieuwe reglement op maat van zijn bedrijf werd geschreven.  

Eerste wereldoorlog

Vanaf augustus 1914 brak echter de eerste wereldoorlog uit. In Sint-Truiden waren er tijdens de eerste oorlogsdagen zware gevechten tussen Duitse soldaten en de burgerwacht. Op 10 augustus worden tientallen Truienaars afgevoerd als krijgsgevangenen. Je kan je afvragen of er vanaf dan nog iemand rekening hield met het nieuwe reglement voor de lokale steenbakkerijen. Allicht lagen de steenovens allemaal stil tot er in 1918 een einde aan de oorlog kwam.

Bronnen:

limburg 1914-1918

 

woensdag 31 januari 2024

Pannenfabriek Ambiorix in Tongeren

In Tongeren waren er heel wat steen- en pannenbakkers. Een bekende familie van pannenbakkers was de familie Christiaens. Zij hadden pannenfabrieken op verschillende locaties. 

Eén van de pannenfabrieken van de familie was het bedrijf aan de Driekruisenweg in Tongeren. De eerste eigenaar van de oven was Henri Christiaens. Hij zou de oven gebouwd hebben in 1863. Na zijn overlijden werd de oven verder uitgebaat door zijn zonen Hubert en Joseph Christiaens. Vanaf 1900 is Desiré Christiaens, zoon van Hubert, eigenaar en pannenbakker.

De pannenfabriek van de familie Christiaens aan de Driekruisenweg in Tongeren (militaire kaart 1904)

Onlangs vonden we in een Liberale krant, het Vrije Limburg, een advertentie terug uit 1906. Blijkbaar droeg de pannenbakkerij op dat ogenblik de naam Ambiorix. Het was de eerste keer dat we deze benaming tegenkwamen voor een van de Tongerse bedrijven. Of het hun veel commercieel succes opleverde, weten we niet. De pannenfabriek bleef bestaan tot 1926, in dat jaar was er een openbare verkoop waarbij het bedrijf verkocht werd... 

De naam 'Ambiorix' was niet onlogisch voor een Tongers bedrijf. Ambiorix werd in de 19de eeuw een echte 'Belgische' held...

Ambiorix, een Belgische held

Ambiorix was ten tijde van Julius Caesars verovering van Gallië samen met ene Catuvolcus koning van de Eburonen, die zouden hebben geleefd "tussen Maas en Rijn". Hij werd vanaf de 19e eeuw een mythische Belgische held vanwege zijn verzet tegen de Romeinen, zoals dat beschreven staat in Caesars Commentarii de bello Gallico

Ambiorix werd tot in de 19e eeuw vergeten. Toen België in 1830 onafhankelijk werd, besloot de Belgische regering in het nationale verleden te zoeken naar historische figuren die als nationale helden konden dienen. Zo kwam Ambiorix terug in de belangstelling. Op 5 september 1866 werd op initiatief van het Tongers Oudheidkundig Genootschap een standbeeld van Ambiorix opgericht op de Grote Markt van Tongeren, ook al is er geen zekerheid of hij ooit wel in Tongeren geweest is...

Ambiorix is tegenwoordig een van de beroemdste figuren uit de Keltische geschiedenis van België. Uiteraard werd zijn naam intussen door heel veel (Tongerse) ondernemers gebruikt... De familie Christiaens was misschien niet de eerste, maar zeker niet de laatste die dat deed. Denk maar aan het beroemde schoenenmerk dat ongeveer in dezelfde periode zijn bedrijfsnaam koos...

Ambiorix op de markt van Tongeren (bron: Wikipedia)

Bronnen:

- Wikipedia:
    https://nl.wikipedia.org/wiki/Ambiorix_(persoon)
    https://nl.wikipedia.org/wiki/Standbeeld_van_Ambiorix
    https://nl.wikipedia.org/wiki/Ambiorix_(schoenen)

zaterdag 27 januari 2024

Artikel over Schulense pannenbakkers

In het januarinummer van het infoblad van mijn gemeente Herk-de-Stad, '3540', staat een artikel van mij over de geschiedenis van de Schulense pannen een pannenbakkers. 

Het is een mooie zaak dat ons gemeentebestuur het lokale erfgoed onder de aandacht wil brengen. In het nummer van januari-februari 2024 is dat dus het verhaal van de Schulense pannenbakkers en vertel ik ook over het laatste stukje tastbaar erfgoed dat bewaard bleef...  Toch een beetje trots.

Erfgoed dichtbij

Erfgoed kan soms heel persoonlijk worden. Misschien waren de Herkse voorouders wel pannenbakkers of werkten ze als kind in een pannenbakkerij? Tot aan de Eerste Wereldoorlog waren in Schulen, deelgemeente van Herk-de-Stad, pannenbakkerijen actief. Ze waren in de regio erg bekend voor de kwaliteit van de pannen die ze produceerden. Toch is het verhaal van deze kleine industriële bedrijfjes vandaag nog amper bekend. Jammer, want het is een belangrijk stuk van de lokale geschiedenis. 

Schulense pannen zijn in Limburg een synoniem voor de oude handgevormde Vlaamse pannen. Deze gegolfde pannen bestaan sinds de 15de-16de eeuw. Door de vele stadsbranden in de middeleeuwse steden werd het gebruik van strooien daken verboden en werden inwoners verplicht om pannen of leien te gebruiken als dakbedekking. Ook in Herk-de-Stad gebeurde dat naar aanleiding van de verschillende stadsbranden in de 17de en 18de eeuw. 

Schulen was in de eerste helft van de 19de eeuw een van de belangrijkste productiecentra in Limburg, naast Loksbergen, Bilzen, Hasselt en Tongeren. Waarschijnlijk werden er in Schulen al vroeg in de 18de eeuw, misschien zelfs al in de 17de eeuw, pannen gebakken. 

 

Download het infoblad '3540'. Het artikel vind je op pagina 20 en 21:
https://www.herk-de-stad.be/sites/default/files/public/Opmaak%203540%20jan%20feb%20FINAAL%20LR.pdf



 

dinsdag 2 januari 2024

Francart en de Wereldtentoonstelling in Gent

Tijdens onze zoektocht naar de geschiedenis van de bedrijven van de familie Francart kwamen we heel wat interessante dingen op het spoor, onder meer over hun deelname aan verschillende 'Wereldtentoonstellingen'. 

Briefhoofd van het bedrijf van Francart
De familie Francart stond eind 19de - begin 20ste eeuw op heel wat beurzen en (wereld) tentoonstellingen. Dat was toen de manier om in contact te komen met mogelijke klanten, om prijzen te winnen en om als bedrijf bekend te worden. 

Op een oud briefhoofd van het Tongerse 'Tuileries et Briqueteries Notre-Dame' van de familie Francart staan verschillende tentoonstellingen en prijzen vermeld. Het gaat om de tentoonstellingen van Brussel, Gent en Sint-Truiden.

Tijdens de Provinciale Tentoonstelling in Sint-Truiden van 1907 ontving Francart een 'Diplôme D'Honneur', tijdens de 'Exposition Universelle et Internationale' (wereldtentoonstelling) van Brussel in 1910 een 'Médaille d'Or' en tijdens de 'Exposition Universelle et Internationale' (wereldtentoonstelling) van Gent in 1913 een 'Grand Prix'.

Diploma van de gewonnen 'Grand Prix' afgebeeld in een catalogus van Francart

Wereldtentoonstelling in Gent

Over die laatste tentoonstelling hadden we enkele jaren geleden contact met Jos Billen, een uitgeweken Limburger in Gent, die zich al heel wat jaren bezig hield met het verzamelen van 'alles' over die Wereldtentoonstelling in Gent. Jammer genoeg overleed Jos plots eind 2023. Jos hield een prachtige website bij over de Gentse tentoonstelling met heel veel verhalen, documenten en prachtige foto's.

Op de Gentse tentoonstelling bouwde Francart een woning in het 'Moderne Dorp', nl. 'Het huis van den schrijnwerker-bijenhouder'. De woning moest een voorbeeld zijn van een moderne Vlaamse plattelandswoning en was tegelijkertijd een uitstalraam van de producten die het Tongerse bedrijf van Francart produceerde. Het ging volgens de beschrijving duidelijk over zijn 'Système Francart' waarop 'Engelse pannen' gelegd waren. 

Jammer genoeg zijn er enkel een grondplan en een beschrijving bewaard gebleven, maar geen foto van de betrokken woning.

Plan van de Wereldtentoonstelling in Gent in 1913 met rechtsonder het 'Modern Dorp'

 


 

Duits adressenboek met Belgische bedrijven

Al eerder schreef ik een stukje over de zgn. Almanakken, zowat de gouden gids van de 19de eeuw. Na een tip van Paul De Niel (bedankt Paul!), blijkt dat er ook gelijkaardige Duitse gidsen bestaan met onder meer ook Belgische edities, nl. het zogenaamde 'Adressbuch aller Länder der Erde der Kaufleute, Fabrikanten, Gewerbtreibenden, Gutsbesitzer etc.', uitgegeven door Leuchs.

'Aller länder der Erde' klinkt een beetje megalomaan, maar het klopt wel. Deze uitgever publiceerde inderdaad adresboeken van zowat de hele wereld. Carl Johann Leuchs (1797-1877) was een uitgever in Nürnberg en publiceerde allerlei werken over handel en nijverheid, maar vooral catalogi en adresboeken. Heel wat van deze 'Adressbucher' kan je raadplegen op Duitse websites zoals die van de Bayerische Staatsbibliothek in Munchen.

Band 21: Belgien

In de editie 'Adressbuch aller Länder der Erde der Kaufleute, Fabrikanten, Gewerbtreibenden, Gutsbesitzer etc: Zugleich Handelsgeographie, Produkten- u. Fabrikanten-Bezugs-Angabe. 21'uit 1894 met adressen voor heel België vonden we ook heel wat Limburgse steen- en pannenbakkers terug. De adressen van handelaars en ambachtslui staan, zoals in de Almanakken, per gemeente gerangschikt. Het lijkt er sterk op dat deze Duitse uitgever voor België beschikte over de adressen uit de Almanakken. Er zijn er namelijk veel overeenkomsten.

Er bestaan ook nog Belgische edities uit andere jaren, maar die bevatten een veel beperktere lijst van steden en gemeenten.

We inventariseerden de Limburgse bedrijven in de publicatie van 1894. Het leverde heel wat reeds bekende namen op.




Welkom!

Een Limburgse inventaris!?

Een inventaris van 'alle' Limburgse panovens, pannenfabrieken en steenbakkerijen? Allicht onbegonnen werk... In elk geval wil ik m...