dinsdag 16 juli 2024

Steenbakkerijen in de Annalen der Mijnen

Een beetje onverwacht ontdekten we interessante informatie over pannenfabrieken en steenbakkerijen in de Annalen der Mijnen, een publicatie van het Bestuur der Mijnwezen.

Deze publicatie, gestart rond 1900, bevat onder meer een jaarlijks overzicht van de activiteiten van het Kempisch bekken, met andere woorden van de mijnen die actief zijn in de provincie Limburg (de concessie van het Kempisch bekken lag deels ook in de provincie Antwerpen).

Een belangrijk aspect van deze rapporten was de informatie over de veiligheid in de bedrijven waarop de ingenieurs van het Bestuur der Mijnwezen toezicht hielden. Sinds een wijziging van de wetgeving in 1957 werden niet alleen de steenkoolmijnen opgevolgd, maar ook de graverijen, de groeven, de metaalfabrieken en de cokes- en agglomeratenfabrieken.

De graverijen zijn volgens de wetgeving 'de ontginningen van baksteenaarde bestemd voor permanente steen- en pannenfabrieken', onder de groeven vielen ook de ontginningen van veldsteenbakkerijen. Naast informatie over de aantallen graverijen en groeven, bevatten de rapporten ook informatie over zware ongevallen en over relevante wijzigingen in de productietechnieken.

We vonden slechts een enkele van deze publicaties online terug. Allicht zijn er wel meer jaargangen te vinden in bibliotheken.

Graverijen

De graverijen zijn volgens de definitie de grotere kleigroeven voor permanente steen- en pannenbakkerijen.

1960 1961 1962 1963
Antwerpen 83 83 79 77
Limburg 9 10 11 13
Oost-Vlaanderen 22 24 39 25
Vlaams-Brabant 14 15 16 13
West-Vlaanderen 52 43 24 35
Totaal
180 175 169 163
 
Volgens deze cijfers zouden er in Limburg dus in 1963 nog 13 'grote' steen- en pannenbakkerijen actief zijn geweest. Inventaris komen we inderdaad ongeveer aan dat aantal. Opvallend is ook de stijging van 9 in 1960 naar 13 in 1963. Het zou interessant zijn te weten of de oorspronkelijke gegevens voor deze rapporten bewaard zijn gebleven.

Groeven

Onder de groeven vermeld men afzonderlijk het aantal veldsteenbakkerijen per provincie.


1960 1961
1963
Antwerpen 1 0
3
Limburg 12 11
13
Oost-Vlaanderen 77 65
68
Vlaams-Brabant 38 40
44
West-Vlaanderen 11 9
8
Totaal
139 125
136

Dit zijn opvallende cijfers. Indien dit klopt, waar we toch wel van mogen uitgaan, zouden er dus in Limburg in 1963 nog 13 veldsteenbakkerijen bestaan hebben. In onze inventaris vinden we er daarvan slechts enkele terug. Er blijft dus nog heel wat te ontdekken...


donderdag 11 juli 2024

Luikse steenbakkers voor de Zuid-Willemsvaart

Op zoek naar pannenfabriekjes en steenbakkers in de verschillende Limburgse gemeenten kregen we een tijdje geleden ook informatie uit Bocholt. 

Volgens de Wim Cuppens van de heemkundige kring van Bocholt waren er in Bocholt of Reppel geen pannenbakkers. Wel zijn er brikkenbakkers actief geweest, maar waarschijnlijk enkel voor concrete gebouwen of bouwprojecten, zoals de Zuid-Willemsvaart. Over de brikkenbakkers in een andere Bocholtse deelgemeente Kaulille schreven we al eerder een stukje.

Zuid-Willemsvaart 

De Zuid-Willemsvaart is ontstaan als een idee van Napoleon en werd destijds omschreven als 'Le Grand Canal du Nord'. Toch was het Koning Willem I van Nederland die het kanaal afmaakte. Wegens het hoogteverschil was men genoodzaakt 20 sluizen te voorzien op de Zuid-Willemsvaart, waarvan sluis 17 en 18 respectievelijk in Lozen en in Veldhoven gelegen zijn.

Erg opvallende bouwprojecten waren dus de sluizen en brughoofden die tussen 1821 en 1826 bij de aanleg van de Zuid-Willemsvaart in Bocholt werden gebouwd. Het gaat concreet om de sluizen nr. 17 in Lozen en nr. 18 in Veldhoven. Uiteraard waren voor de bouw daarvan heel veel bakstenen nodig. De gebruikte brikkenoven zou volgens de informatie van Wim Cuppens gelegen hebben in de buurt van sluis 17 in Lozen. Het is niet duidelijk vanwaar de nodige klei werd aangevoerd. Waarschijnlijk kwam die gewoon beschikbaar bij het graven van het kanaal. Volgens Wim Cuppens waren de oude leemkuilen (langs de Leemkuilenstraat) in die periode immers al lang uitgeput.

Luikse brikkenbakkers

De nodige bakstenen werden gebakken door brikkenbakkers die de werken aan de Zuid-Willemsvaart 'volgden'. Het zou gaan om de brikkenbakkersfamilie Balsat uit het Luikse die dat jaar, in 1825, in Bocholt verbleef.

Inderdaad op de website van de heemkring van Kinrooi vonden we de vermelding van een huwelijk van Lambertus Balsat, gedoopt te Luik. Lambert trouwde voor de kerk op 26 november 1825 in Bocholt met Anna Catharina Marechal, ook gedoopt in de buurt van Luik. We vonden ook enkele stambomen op Geneanet en zochten en vonden de huwelijksakte in de registers van de burgerlijke stand van Bocholt. Die was erg interessant. Lambert is geboren in 1802 in Ans et Glain bij Luik en is dus 23 jaar, zijn echtgenote Anna Catherina, 26 jaar oud, is geboren in de parochie Saint-Walburge in Luik. Ze staan beiden vermeld als brikkenmakers, net als de ouders van Lambert, Gerard en Maria Catharina Robert, die op dat moment blijkbaar ook in Bocholt verblijven.

Deel van de huwelijksakte van Lambert Balsat en Anna Catharina Marechal uit 1825
Later vinden we de familie terug in Luik waar Lambert Balsat en verschillende van zijn zonen als mijnwerker aan de slag zijn...  

Er zijn wel meer verhalen over Waalse brikkenbakkers die als rondtrekkende ambachtslieden in Limburg werkten. Dit is een concreet voorbeeld mét concreet bewijsmateriaal, in een periode dat bakstenen huizen op het platteland nog een uitzondering waren.

Brikkenbakkers in Bocholt.
Prachtige foto uit een familiearchief uit Bocholt via Wim Cuppens van de Heemkundige Kring


vrijdag 28 juni 2024

500000 geëmailleerde brikken per jaar

'La Majolique de Hasselt', het Hasseltse keramische bedrijf dat vooral bekend is van zijn prachtige vazen en keramische gevelversiering, had aan het eind van de 19de eeuw ook een slimme manier om promotie te voeren. Ze hadden een tentoonstellings- en verkoopruimte in Brussel op de Boulevard du Nord (nu de Aldophe Maxlaan) en publiceerden regelmatig publiciteitsfolders en catalogi.

Eén van die folders staat in de inventaris van het MOT. De publicatie werd volgens een zinnetje bovenaan de eerste pagina blijkbaar verspreid als bijlage bij 'La chronique des travaux publics', een commercieel tijdschrift voor aannemers, en maakt reclame voor de speciale geëmailleerde (geglazuurde) bakstenen die het bedrijf produceerde. Er werden er in dat jaar, 1896, wel 500000 geproduceerd! Deze geglazuurde bakstenen waren erg intrek om de gevels van woonhuizen te versieren.

Op het vlak van sierkeramiek behoorde de Hasseltse fabriek tot de top in België en zelfs in Europa. Weinig fabrieken produceerden dergelijke sierstukken in zuivere art-nouveaustijl zoals dat in Hasselt werd gedaan. Producten van het Hasseltse bedrijf waren zelfs in de kuststeden populair... 

Dat catalogi en bedrijfsfolders een interessante bron van informatie zijn, is daarmee ook nog eens aangetoond... 

Mooie advertentie op de achterzijde van de folder (Bron: MOT)




donderdag 27 juni 2024

Limburgse pannenovens in een Nederlands archief

In het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, waartoe België van 1815 tot 1830 behoorde, gaven de provinciebesturen vergunningen voor de oprichting van (hinderlijke) bedrijven, waaronder pannenfabrieken en steenbakkerijen. Ook voor pannenfabrieken in Belgisch Limburg dus! 

 

Hinderlijke inrichtingen

Keizerlijk decreet 1810 (Wikipedia)

De wetgeving voor gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke inrichtingen kent al een lange geschiedenis. De eerste nationale wetgeving dateert van 15 oktober 1810 en werd ingevoerd om de vele klachten tegen bedrijven die ongezonde en hinderlijke uitwasemingen veroorzaken in te perken. Het keizerlijk decreet (ja, dat was onder Frans bewind) voerde een vergunningsplicht in om een bedrijf te mogen opstarten en maakte een onderscheid tussen drie klassen van bedrijven, naargelang de graad van hinder. Overeenkomstig de drie klassen, werd de vergunning verleend door de nationale overheid, de provincie of de gemeente. Na herzieningen in 1824 en 1849, onderging het vergunningstelsel vooral in 1863 grondige wijzigingen. Van de drie klassen bleven er maar twee over die behandeld werden door ofwel het Schepencollege (klasse 2-bedrijven) ofwel de Bestendige Deputatie (klasse 1-bedrijven). Deze wet vormt nog altijd de basis van het vergunningenstelsel dat na de Tweede Wereldoorlog werd gemoderniseerd en opgenomen in het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming (ARAB). Sinds 1991 is het ARAB vervangen door de Vlarem-decreten (Vlaamse decreten houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne).

Limburgse steen- en pannenbakkers

In het archief van de Nederlandse provincie Limburg bleven deze beslissingen van de provincie uit de 'Hollandse tijd' bewaard. De registers ('Index op de besluiten van Provinciale Staten van Limburg 1824-1861') zijn bovendien online raadpleegbaar. Ik kreeg via Marcel Dings een overzicht van de beslissingen die op Belgisch Limburg betrekking hebben. 

Dit zijn ze:


7 juli 1825:
"toelating aan P. J. van Cluisen om een pannenbakkerij op te richten te Schuelen"

Dit is de panoven in de Leemkuilstraat in Schulen. De oven werd dus al in juli 1825 opgericht door Pieter Jan van Cluisen. Die was er nog steeds pannenbakker ten tijde van de opmaak van het eerste Belgische kadaster in 1841. De oven zou actief geweest zijn tot 1871. Waarschijnlijk was in dezelfde omgeving al rond 1785 een oven actief, uitgebaat door Nicolas Bosmans.
Deze pannenbakkerij staat vermeld in de Almanakken van 1833, 1857 en 1866. 

De vermelding van de toelating aan P.J. van Cluisen te Schuelen in het register (pag. 1359)


30 maart 1827:
"toelating aan J. M. Willems van Beek om zijn pannenbakkerij van Beek naar Bree te verplaatsen"

Het is niet duidelijk om welke pannenbakkerij het hier gaat of waar deze gelegen was. In 1841 zijn er in Bree nog vier pannenbakkerijen actief.


17 april 1827:
"toelating aan J. Bremans om een pannenbakkerij op te richten te Gerdingen"

Dit is de panoven in de huidige Palmenhofstraat in de Rooter Beemden in GerdingenJan Breemans wordt ook als eigenaar vermeld in de inventaris voor het primitief kadaster in 1842. De oven was waarschijnlijk actief tot 1886.
Deze pannenbakkerij staat vermeld in de Almanakken van 1833, 1857, 1860-61, 1866, 1882-83 en 1888.


16 oktober 1827:
"toelating aan A. Broeren om een pannenbakkerij op te richten te Bree"

Dit is de pannenbakkerij in Malta, ‘Aen Veewijerstraet’ in Bree. Arnold Broeren was ook nog steeds pannenbakker ten tijde van de inventaris voor het primitief kadaster in 1842. Hij baatte zijn pannenbakkerij uit tot 1869.
Deze pannenbakkerij staat vermeld in de Almanakken van 1857, 1860-61 en 1866.


15 april 1828:

"toelating aan P. J. Vos om een pannenbakkerij op te richten te Schuelen"

De familie Vos bakte al pannen in de Rey in Schulen rond 1790. Blijkbaar kreeg Pieter Jan Vos dus de toelating voor een nieuwe oven in 1828. Op die locatie bleef een pannenbakkerij bestaan tot in 1879. Op het eind van de 19de eeuw bouwde Joseph Vos een nieuwe pannenbakkerij in diezelfde omgeving met een spooraansluiting naar het station van Schulen. Deze pannenfabriek bleef actief tot ongeveer 1906.
Deze pannenbakkerij staat vermeld in de Almanakken van 1833, 1882-83 en 1888.


18 april 1828:
"toelating aan G. Thoelen om een pannenbakkerij op te richten te Hasselt"

Het is niet duidelijk om welke pannenbakkerij het hier gaat of waar deze gelegen was. Volgens de inventaris voor het primitief kadaster uit 1842 zijn er op dat ogenblik 2 pannenovens actief. In 1810 zou de Hasseltse reus ‘De Langeman’ gebouwd zijn in een pannenbakkerij; “dans une tuilerie, entre le Boomkens- et la Fonteinstraat". Misschien gaat het om deze pannenbakkerij…  


2 september 1828:
"toelating aan J.G. Wilsens om een pannenbakkerij op te richten te Hasselt"

Het is ook in dit geval niet duidelijk om welke Hasseltse pannenbakkerij het gaat.
Deze pannenbakkerij staat wel vermeld in de Almanakken van 1833, 1854, 1857 en 1860-61.


12 mei 1829:
"toelating aan H. van Cosen om een pannenbakkerij op te richten te Schuelen"

Deze pannenbakkerij lag aan de huidige Pannestraat in Schulen en werd dus in 1829 opgericht door Hendrik Vancosen (1771-1850), later verdergezet door zijn zoon Johannes Vancosen. Hij wordt ook vermeld in het voor het primitief kadaster in 1842. De pannenfabriek was vermoedelijk actief tot kort na 1860. In deze omgeving werden al veel vroeger pannen gebakken. Op de Villaretkaart uit 1748 staat al een ’thuillerie’ aangeduid.
Deze pannenbakkerij staat vermeld in de Almanakken van 1857, 1866 en 1888.


15 juni 1830:
"toelating aan K. Smeets om een steen- en pannenbakkerij op te richten te Weijer"

Het is niet duidelijk om welke pannenbakkerij het hier gaat of waar deze gelegen was. In 1841 zijn er in Wijer wel nog drie pannenbakkerijen actief.


29 juli 1830:
"toelating aan J. van Kluisen om een pannen- en steenbakkerij op te richten te Schuelen"

Dit is de panoven van Pieter Jan Van Cluysen in de Leemkuilstraat in Schulen. Hij kreeg ook al in juli 1825 een toelating (zie hoger). De pannenbakkerij was er nog steeds pannenbakker ten tijde van de opmaak van het eerste Belgische kadaster in 1841. De oven zou actief geweest zijn tot 1871.
Deze pannenbakkerij staat vermeld in de Almanakken van 1833, 1857 en 1866. 

 

 

dinsdag 4 juni 2024

Tegula et imbrex

De oudste dakpannen in onze streken waren de dakpannen die door de Romeinen werden gebruikt. Ze combineerden twee types keramische pannen die samen een gesloten dak opleverden: de tegula en de imbrex.

De Romeinse dakpannen waren gebaseerd op oudere types die al door de Grieken werden gemaakt en blijkbaar via de Etrusken bij de Romeinen terecht kwamen. Het ging om grote platte pannen met links en rechts een opstaande rand (de tegula). Die werden netjes naast elkaar gelegd en de twee opstaande randen werden bedekt met een halfronde, taps toelopende, pan (de imbrex). Zo kreeg men een mooi gesloten dakvlak.

De tegula was groot (40 x 60 cm) en dus ook zwaar. Ze werden ook nog eens overlappend geplaatst (1/3). Dat leverde dus een zwaar dak op.

Romeinse Tegula en imbrex (Foto: Rohardus.com)

 

Romeinse pannenovens

In het Nederlandse Berg en Dal werden kort voor de Tweede Wereldoorlog grote Romeinse pottenbakkers- of pannenovens opgegraven. De grote aantallen dakpannen die nodig waren voor al die Romeinse gebouwen in onze streken konden immers moeilijk in een kleine pottenbakkersoven gebakken worden. Het is me niet bekend of ook in België, naast pottenbakkersovens, resten van dergelijke omvangrijke ovens gevonden werden. 

Reconstructie van de Romeinse pannenovens (Foto: Toerisme Veluwe Arnhem Nijmegen)

 

Stempels en hondenpoten

Heel wat Romeinse dakpannen dragen een merkteken of stempel van de maker of van de legerafdeling waar ze werden geproduceerd. Op sommige staan vreemdere tekens of afdrukken van dierenpoten. Zo werd er in Tongeren eentje gevonden met een hondenpoot. In het Nederlandse Voorburg liep er zelfs een lynx over de drogende pannen...

Romeinse dakpan met hondenpoot (Foto: Het Belang van Limburg)

 

zaterdag 20 april 2024

Red de historische pannendaken!

Naar aanleiding van een bezoek tijden de laatste Open Monumentendag aan een gerestaureerde hoeve in Kortessem viel het me op dat men bij de restauratie van het dak de aanwezige historische dakpannen gewoon door een ander type nieuwe dakpan had vervangen. Jammer toch...

De imposante Hoeve Renard in Vliermaal (Kortessem) is sinds kort eigendom van de Nationale Boomgaardenstichting en wordt stap voor stap door hen gerestaureerd. Tijdens de recente Open Monumentendag was er een open-deur-dag met rondleidingen en met de jaarlijkse befaamde fruittentoonstelling van de stichting. 

Kruispannen uit Bree

Het dak werd in het voorjaar van 2023 volledig gerenoveerd. Ze gaven er zelf ook wat informatie over en je kon op de binnenkoer enkele oude pannen bekijken die ze hadden bewaard. Tot mijn verbazing ging het om kruispannen (of Bouletpannen) geproduceerd bij Pannenfabriek Vandevenne-Vandermeulen in Bree. Eigenaardig genoeg geen Kortessemse pannen dus. Dat had misschien te maken met de ouderdom van het dak. De hoeve werd (na een brand) herbouwd in 1888 en blijkbaar koos de rijke eigenaar toen al voor mechanische pannen. Misschien werden die op dat ogenblik nog niet geproduceerd in Kortessem. De Pannenoven Hemelsveld (later Pannenfabriek Van Oostayen) produceerde toen waarschijnlijk nog geen mechanische pannen. Later was dat wel het geval.

Bij de dakrenovatie werden de oorspronkelijke kruispannen niet hergebruikt. Uit een reactie van de organisatie blijkt dat slechts een klein deel van de oude pannen nog bruikbaar was.
Het gerenoveerde dak werd volledig uitgevoerd in nieuwe stormpannen. Nochtans zijn nieuwe kruispannen ook nog steeds beschikbaar (namelijk bij BMI-Monier). Jammer toch? Waarom werd niet het zelfde type pannen gebruikt?

Aandacht voor oude pannen?

We gingen zoeken naar richtlijnen over het gebruik van oude pannen bij restauraties. Zoekwerk op de website van het Vlaams Agentschap Onroerend Erfgoed leverde weinig specifieke informatie op. Ook in de beschrijvingen van erfgoedobjecten valt het op dat er weinig aandacht is voor het gebruikte type pannen. Meestal gaat het over 'Vlaamse pannen' (wanneer men handgevormde holle pannen of golfpannen bedoelt) of hanteert men de algemene term 'mechanische pannen' (wanneer het over oude mechanisch geproduceerde pannen gaat). Men lijkt dus weinig belang te hechten aan het type mechanische pannen dat werd gebruikt. Je zou zelfs veronderstellen dat men geen idee heeft van de verschillende types mechanische pannen.

Voor het vervangen van oude Vlaamse pannen bij een restauratie is men schijnbaar redelijk tolerant. Er worden wel aanbevelingen gedaan in verband met hergebruik van oude pannen, maar in één advies lazen we ook dat handgevormde pannen meestal mogen worden vervangen door nieuwe mechanische holle pannen ("meestal door type Pottelberg 451 vieilli", in 'Energiezuinige maatregelen in monumenten met woonfunctie').

Bij de Monumentenwacht geeft men ook aandacht aan de historische pannen. In een zgn. onderhoudsfiche 'Onderhoud van pannendaken' adviseert men om "een voorraad pannen aan te leggen van de juiste grootte, vorm en kleur. Historische pannen zijn over het algemeen nog goed leverbaar via handelaars in tweedehands bouwmaterialen."

Deze info komt bijna letterlijk uit Nederlandse documenten. Bij onze Noorderburen lijkt men veel meer belang te hechten aan het behoud van historische pannendaken van de verschillende types dakpannen. De Nederlandse Rijksdienst voor Monumenten besteedt er een hele website aan. En er wordt verwezen naar publicaties over de verschillende types oude dakpannen. Misschien heeft het werk van ons vriend Huub Mombers er wel wat mee te maken?

Hoeve Renard in Vliermaal. Gerenoveerde dak uitgevoerd in nieuwe stormpannen. (Foto: Het Nieuwsblad)

 

Oproep

Geef toe: een dak in oude kruispannen is een heel ander dak dan eentje in muldenpannen, stormpannen of Loksbergse sluitpannen. Hoe kan je er dan bij een renovatie of restauratie voor kiezen om die zomaar te vervangen door een ander type? Mijn aanvoelen is dat er soms over 'kleuren' veel moeilijker wordt gedaan...

Hierbij dus een warme oproep om bij renovaties en restauraties van gebouwen de oude dakpannen te behouden en specifieke aandacht te hebben voor het gebruikte type mechanische pannen. De meeste types zijn meestal nog verkrijgbaar bij handelaars in tweedehandsbouwmaterialen of worden zelfs nog nieuw geproduceerd.

 

 

zondag 14 april 2024

Steenbakkers in Opoeteren en Dorne

In een publicatie van de Geschied- en Heemkundige Kring "Utersjank" van Opoeteren, 'Opoeteren een dorp aan de Oeter' (2009), vonden we enkele interessante gegevens over de activiteiten van steenbakkers in Opoeteren en het vlakbij gelegen Dorne, nu deelgemeenten van Maaseik.

Zoals in veel Kempische dorpen maakte men al eeuwen gebruik van leem voor de vakwerkhuizen en -boerderijtjes en voor de vloeren van die woningen. Die leem (of klei) werd plaatselijk uitgegraven in een leemkuil in de buurt. Later werd diezelfde leem gebruikt voor het bakken van bakstenen voor de kerk of voor de eerste stenen huizen van het dorp. Zo was het blijkbaar ook in Opoeteren en Dorne.

In de publicatie wordt gesteld dat de meeste lokale brikkenovens werden gestart door families die in Duitsland, tijdens seizoensarbeid, de stiel van het steenbakken hadden geleerd. Dat kan voor sommige lokale brikkenbakkers het geval geweest zijn, maar er werden in Limburg veel eerder bakstenen gebakken.

Op basis van gegevens uit gemeenteraadsverslagen wordt in het artikel een overzicht gegeven van de locaties waar in Opoeteren en Dorne brikken gebakken werden (de onderstaande tekst is deels overgenomen uit de bovenvermelde publicatie).

Op oude kaarten konden we de meeste ontginningen terugvinden.

De leimkuul van Dorne 

Op 28 december 1849 krijgen Willem Spreuwers en Wilhelmus Vranken onder voorwaarden de toelating een brikkenoven voor 100.000 stenen te maken op de gemeenteheide genaamd Leymskuilen, 400 meter van Hool verwijderd op een stuk grond toebehorend aan Lambert Vanderstegen. Deze plaats zou nu nog herkenbaar zijn als oude leemkuil.
'Op de gemeenteheide' zouden door Doorke Thaens nog tot in de jaren 1927-1928 brikken gebakken zijn.

De huidige Leemkuilstraat in Dorne is een herinnering aan de vroegere leemkuilen op deze locatie.

Ligging van de Leemkuilstraat in Dorne. De oude leemkuilen lagen waarschijnlijk aan de rechterkant.


Aen Sint-Ool

Op 11 november 1875 wordt de aanvraag van Jan Neyens van Opglabbeek om een brikkenoven voor 225.000 stenen te maken te Dorne sectie D nr. 482 van het kadaster, gegeven, "op voorwaarde dat de helft der brikken niet buiten de gemeente zullen vermetseld worden". De andere helft mag wel aan niet-inwoners verkocht worden mits de betaling aan de gemeente van 25 frank per tienduizend stenen. "Voor het vervoer dezer brikken zal de verkooper een declaratie van doen aan voormelden burgemeester en een schriftelijke verklaring brengen van den aankoper, de hoeveelheid der gekochte brikken aanduidend." Het gemeentebestuur wou blijkbaar grondig kunnen controleren wat er met de bakstenen gebeurde...

Op dezelfde locatie wordt later rond 1900 een vergunning toegekend aan de gebroeders Boyen voor de ontginning van leem en het oprichten van steenovens (zie verder).

Ontginning op perceel D 482, onderaan in het midden, langs de weg naar As.

 

Gruitroderheide en de schuttersboomplaats

Op 7 februari 1889 wordt er een aanvraag ingediend voor het plaatsen van een brikkenoven op de Gruitroderheide in Opoeteren, de Dornerheide in Dorne (zie Leemkuilstraat) en 'aan de schuttersboomplaats' tussen Opoeteren en Dorne. Waarschijnlijk bedoelt men met de 'schuttersboomplaats' de plaats waar het huidige Mariapark ligt. Daar stond immers van oudsher de schuttersboom van de schutterij van de Houw en Dorne.
Op 23 maart 1897 is er nog eens een aanvraag voor 150.000 brikken op de Gruitroderheide.

Rooierlee

Ook op de hei, de huidige Rooierlee, lag een leemkuil. Het gebied op de Rooierlee bestrijkt een oppervlakte van minstens 3 ha en is verschillende meters diep uitgehaald.
Delen van de leemkuilen zouden nu nog herkenbaar zijn. Tot in de jaren '70 was het 'de croskuul' van de Opoeterse jeugd.

De familie Boyen

In 1880 woonde de familie Boyen in één van de laatste huizen van Dorne in de richting Niel, juist voor de huidige splitsing van de Nielerstraat en Smoutweg, ook aan de Tip genoemd. Moeder Stieneke bleef als weduwe achter met een gezin van 10 kinderen (6 jongens en 4 meisjes). Veel akkergrond bezat ze niet en ander werk voor de opgroeiende gezinsleden was meer dan welkom.
De zonen en ook de dochters trokken verscheidene seizoenen naar Düsseldorf en leerden er de stiel. Eigen ondernemerschap lag voor de hand.

Het ging hier om het gezin Henricus Boyen (°1838 As, +1888 Opoeteren) en Maria Christina Gerits (°1848, +1923).

De eerste oven in Dorne moet gebouwd zijn op het perceel links van de Weg naar As, juist voorbij de Donatuskapel en de Slagmolenstraat in de richting van Niel. Tot bij de aanleg van de Weg naar As in 1955 waren daar blijkbaar nog de sporen van afgravingen te zien.

Later kregen de gebroeders Boyen een vergunning om leem te steken en ovens op te richten op de heide in de richting van Niel. Dat was gemeenschappelijke grond gelegen tussen de huidige St.- Oolstraat en Nielerstraat. De gemeente verkocht later deze grond in grote percelen langs beide wegen. Het middengedeelte van de heide met de leemkuilen, waar in die tijd de ovens gebouwd werden en brandden werd in de jaren '50 verkaveld in kleinere bouwplaatsen en verkocht toen de weg naar As aangelegd werd.

Aan de helling naar Niel toe vonden de gebroeders Boyen de geschikte kleilagen voor het bakken van brikken en weldra bloeide daar een bedrijvigheid die niet alleen werk verschafte aan de gezinnen Boyen, maar ook andere werkkrachten introk en nodig had. Te meer daar één van de broers, Antoon, aannemer werd.

Antoon Boyen (°1883, +1968) was gehuwd met Maria Catharina Berger (°1888, +1964). Het gezin had zes kinderen.

Toen in de jaren '20 goedkope bakstenen uit de Vlaanders op de markt kwamen, en vooral na de dood van Bert Boyen (Hubert Boyen (°1878, +?)), viel de productie van bakstenen in Dorne stil. Hubert verongelukte blijkbaar in één van de leemputten, toen een wand het begaf en hij bedolven werd onder de zware klei...

Antoon was waarschijnlijk de laatst steenbakker in Dorne.

Tot nu toe hadden we geen enkele steenbakkerij of pannenfabriek voor Opoeteren of Dorne. Deze nieuwe informatie wordt binnenkort ook toegevoegd aan onze inventaris.

Gouden bruiloft van het echtpaar Antoon Boyen en Maria Catharina Berger in januari 1961.

 

Welkom!

Een Limburgse inventaris!?

Een inventaris van 'alle' Limburgse panovens, pannenfabrieken en steenbakkerijen? Allicht onbegonnen werk... In elk geval wil ik m...