vrijdag 24 maart 2023

Een steenbakkerij van het Belgisch leger

We wisten al dat er rond 1850 een steenbakkerij bestond in Beverlo. Maar wie ze uitbaatte was en is nog steeds niet helemaal duidelijk.

De gemeente Leopoldsburg is eigenlijk ontstaan uit het Kamp van Beverlo. Leopoldsburg is bewust ontworpen als een dorp rond het militair kamp dat in 1835 werd opgericht. De burgers die in het kamp woonden werden vanaf 1842 verplicht het kampdomein te verlaten en zij mochten zich vestigen in een nieuwe ontworpen verkaveling. Deze verkaveling kreeg de naam die op de ontwerpen vermeld stond in 1842, namelijk Bourg (naar de planontwerper, Bourg uit Bois-du-Luc, en het bij aardrijkskundige namen vaak voorkomende suffix '-bourg'). In 1850 werd er uit dynastieke overwegingen de voornaam van de eerste Belgische vorst aan toegevoegd en werd deze nieuwe gemeenschap bij wet van 4 juni 1850 afgesplitst van de gemeente Beverlo tot een eigen gemeente Bourg-Léopold. De vernederlandsing werd een feit op 14 juni 1932 wanneer de naam Leopoldsburg officieel werd bekrachtigd. 

De nieuwe gemeente Bourg-Leopold telde bij haar ontstaan in 1850 al verschillende belangrijke bedrijfjes. Zo was er volgens de beschrijving een molen die deel uitmaakte van een landbouwcomplex met een jeneverstokerij en een bierbrouwerij. Verder trof men er, naast talrijke kleine ambachten, een kaarsenfabriek, een tabakmanufactuur, een steenbakkerij en een kanaalhaven aan. 

Zich op de oude verblijven voor soldaten in het Kamp van Beverlo (postkaart via Delcampe)

Eigen steenbakkerij

De steenbakkerij wordt nu en dan vermeld, zowel in 1850 als in 1852. Het vermoeden was dat de steenbakkerij werd opgericht door het Belgisch leger voor de bouw van de militaire gebouwen op het kamp van Leopoldsburg. Deze bouwactiviteiten waren blijkbaar belangrijk vanaf 1852-1853. 

Onlangs vonden we in de publicatie ‘Honderdvijftig jaar kamp van Beverlo’ van Sylvain Weuts deze vermelding van economische activiteiten in 1852: een steenbakkerij van de staat maakt jaarlijks 2.000.000 bakstenen, waarvan drie vierde dient voor de bouwwerken in het militair kamp De rest wordt particulier verkocht.”

In een overzicht van de archieven die over het Kamp van Beverlo werden bewaard, staan tussen heel wat bouwactiviteiten enkele interessante bundels vermeld. Om ze te raadplegen moet je naar Brussel trekken. Dat zal nog even moeten wachten.

- Ontginnen van 3.000m3 klei en fabricatie van 1.600.000 bakstenen. 13 stukken, 1852-1853

- Ontginnen van 3.000 m3 klei. 5 stukken. 1852.

- Levering van 650.000 bakstenen. 16 stukken. 1855-1856.

- Levering van 1.500.000 bakstenen. 30 stukken. 1856-1857.

Ook dit lijkt te wijzen op de ontginning van klei en de productie van bakstenen in eigen beheer door het leger: een eigen steenbakkerij dus. De twee andere bundels, over de levering van respectievelijk 650 000 en 1 500 000 bakstenen, doet vermoeden dat men ook grote aantallen bakstenen aankocht.

Ook op andere locaties zou de genie van het Belgisch leger eigen tijdelijke steenbakkerijen hebben opgericht voor de bouw van belangrijke gebouwen en fortificaties. We vonden onder meer een vermelding ivm. de bouw van de Grote Omwalling rond Antwerpen in 1860.

Het zou kunnen dat de eigen steenbakkerij in het Kamp van Beverlo maar een korte periode heeft bestaan. In de omgeving van het Kamp van Beverlo was de nodige klei vermoedelijk niet in grote hoeveelheden te ontginnen. Daarom werd later waarschijnlijk gekozen voor de aankoop van bakstenen die via de nieuw aangelegd kanalen konden aangevoerd worden. Een oude prentkaart lijkt daar ook op te wijzen.

Leopoldsburg, kanaal - binnenschip geladen met bakstenen (postkaart via Delcampe)

Hopelijk kunnen we in de toekomst meer vertellen over de steenbakkerij van het Kamp van Beverlo. Wordt zeker vervolgd.

Bronnen:


maandag 13 maart 2023

Maaseik, stad van pannenovens en steenbakkerijen

De drie briqueteries op de militaire kaart van 1904 (Bron: Cartesius)


Het is opvallend hoeveel steenbakkerijen en pannenovens er in Maaseik en omgeving actief waren, vooral in de 19de eeuw. In de inventaris van 1840 staan twee pannenovens vermeld, Op de militaire kaart van 1904 vonden we nog eens drie steenbakkerijen (briqueterie) terug. Kort voor de Eerste Wereldoorlog begonnen ook de bekende pannenfabrieken/steenbakkerijen van Schouterden en Houben-Spitz hun activiteiten. Toch was onze inventaris blijkbaar nog onvolledig.

Stadsbranden

Het is niet zo verbazend dat er veel steenbakkerijen en pannenovens in en rond Maaseik actief waren: Maaseik was een belangrijke stad in de regio en de stadsbewoners én de stad waren belangrijke afnemers van brikken en pannen, zeker na de stadsbranden van 1651 en 1684. Bij die laatste brand werd bijna een derde van de woningen vernield. Naar aanleiding daarvan werden voorschriften uitgevaardigd waarbij het gebruik van strooien en rieten daken werd verboden en leien of dakpannen werden verplicht.
Bovendien was de grondstof in de vorm van klei die was afgezet door de Maas, rijkelijk aanwezig en vlakbij beschikbaar.

In die 17de eeuw blijken verschillende lokale vooraanstaande Maaseikenaars contracten te sluiten met lokale steenbakkers voor de productie van brikken. In het artikel van Raymond Driesen, 'Steenbakkerijen rond Maaseik' (De Maaseikenaar, 1997, nummer 4), gaat het onder meer om contracten tussen Adam Adams met steenbakker Frans de Bie; de gebroeders Backhus met steenbakker Bastiaen Martens en zijn moeder, en Jan Claessens met de 'Waalse' steenbakker Jean Rasquin. 

In een ander artikel 'De Renkoven, een nieuw industrieterrein' (De Maaseikenaar, 1999, nummer 3) geeft Martin Boonen een overzicht van de steenbakkerijen en pannenovens die de laatste eeuwen actief waren. Zo krijgt Jan Pendris in 1702 de toelating om tichelen (of brikken) te bakken op de Middenwal. Daarna volgt nog een hele lijst Maaseikse steenbakkers en pannenovens. 

De Maaseikse nijverheid van 1830 tot 1914

Onlangs vonden we toevallig nog nieuwe informatie in het boek 'Maaseik, ontstaan van een grensstad' uitgegeven in 1994 door het stadsbestuur van Maaseik. In het hoofdstuk over landbouw en nijverheid tussen 1830 en 1914 geeft Marc Hanson een beknopte ontstaansgeschiedenis van de grofkeramische sector aan het eind van de 19de en het begin van de 20ste eeuw. Dit gaf ons nieuwe en aanvullende informatie over de Maaseikse steenbakkerijen en pannenfabrieken in die periode. 

Almanakken

Zelf verzamelden we uit de zgn. Almanakken, zowat de Gouden Gids van de 19de eeuw, veel gegevens van pannenbakkers en steenbakkers in Limburg. Dit is de informatie voor Maaseik:

1833
Pannenbakkerij Driane Jan
Steenbakkerij Lambert
Steenbakkerij Paumen 

1854
Steenbakkerij Swillens 
Steenbakkerij Verheyen
Steenbakkerij Paumen 

1857
Pannenbakkerij Driane J.M.
Pannenbakkerij Driane I.
Steenbakkerij Swillens A.
Steenbakkerij Verheyen L.
Steenbakkerij Paumen J.M.

1866
Pannenbakkerij Driane J.M. et Isabelle
Steenbakkerij Smeets Th. 

1882
Pannenbakkerij Driane J.M. et Isabelle
Steenbakkerij Smeets Th.
Steenbakkerij Magniet, veuve 

1888
Pannenbakkerij Driane J.
Pannenbakkerij Goyens Godf.
Steenbakkerij Smeets G.
Steenbakkerij Magniet, veuve

Zoals reeds eerder verteld werden deze Almanakken niet altijd even zorgvuldig samengesteld. Men was afhankelijk van de informatie die door gemeenten werd doorgegeven. Zo kan het gebeuren dat sommige namen plots niet voorkomen in een bepaalde editie.

Een overzicht voor de 19de en 20ste eeuw

Op basis van al die informatie kunnen we een overzicht geven van de Maaseikse pannenbakkers en steenfabrieken in de 19de en 20ste eeuw.  We zochten en vonden ook nog wat familiebanden tussen de verschillende families.

De meeste  steenbakkerijen lagen in het gebied tussen Maaseik en Aldeneik: het Bleumerveld, op Dekes Kamp, Aen de Klous... Deze benamingen vinden we terug in het Primitief Kadaster (website Rijksarchief). Toch ontbreken er nog wat puzzelstukjes. Sommige vermeldingen op oude kaarten konden we nog niet  linken aan de namen die we terugvonden.

De nieuwe gegevens verwerken we ook in de lijst met Limburgse steenbakkerijen en pannenovens

Opvallend detail: als de informatie klopt, waren er op een bepaald ogenblik wel drie ringovens in gebruik in Maaseik!

Het gebied tussen Maaseik en Aldeneik waar veel steenbakkerijen en pannenovens gelegen waren
(Primitief Kadaster, Rijksarchief)
 

Pannenbakkers

Belangrijke pannenbakkers waren de familie Driane. Ze waren zeker drie generaties actief, van voor 1833 tot na 1888. Deze familie was eigenaar van de Panoven Aen het Molenhuis die vermeld staat in de inventaris van 1840. Als eigenaars staan vermeld Jan Melchior Driane en consoorten. Deze oven was volgens de informatie van Willem Driesen actief tot 1904. Het is niet duidelijk of de oven tot dan ook eigendom bleef van de familie Driane.
De kleinzonen van het broer van Jan Melchior, nl. Jules (1846-1909) en Joannes Christianus (1845-1919) begonnen volgens Marc Hanson kort voor 1900 een pannenfabriek in Aldeneik die tot 1901 zou bestaan. 

Een andere pannenbakker was Guillaume Briers van de Panoven Gasthuisveld.  Die was volgens de inventaris van Willem Driesen actief van minstens 1842 tot 1901. In de Almanakken vinden we in 1888 Godfried Goyens. Misschien was hij de opvolger van Guillaume Briers.

Steenbakkers

In de Almanakken komen in de 19de eeuw volgende steenbakkers voor: Lambert, Magniet, Paumen, Smeets, Swillens en Verheyen. Die worden ook (bijna) allemaal vermeld in het boek door Marc Hanson. Hij heeft het over Vanisterdael, Paumen, Swillens en Verheyen. Martin Bonen geeft een uitgebreid overzicht gebaseerd op vergunningen verleend door het schepencollege, soms zelfs met vermelding van het kadasterperceel..

In 1826 krijgt Helena Muysers, weduwe van Jean Nicolaas Purnot, de toelating om een brikkenoven op te richten in het Bleumerveld. Jan Mathijs Paumen bouwt een steenoven in het Bleumerveld (sectie 465) in 1848. Hij staat vermeld in de Almanakken van 1833 tot 1857. Antoon Swillens bouwt een bestendige steenoven in het Hepperveld in 1850. Nog in 1850 bouwt Leonard Verheyen, aannemer, een oven op Het Klousveld (sectie B380). Beiden staan vermeld in de Almanakken van 1854 en 1857.

In 1889 krijgt J.J. Titeux de toelating om een steenoven op te richten aan de Hamontweg. Vanaf 1891 produceert Alphons Heyligers-Vinckenbosch brikken in een veldoven vlakbij het huidige kerkhof van Aldeneik.

In 1903 krijgt aannemer Gerard Smeets de toelating om een oven op te richten in het Bleumerveld (sectie B448). Later, in 1911 zal hij er een ringoven met een hoge schouw bouwen. Hij beschikt kort voor de Eerste Wereldoorlog over een stoommachine en kleipers. Gerardus Hubertus Smeets (1848-1917) was de zoon van Petrus Theodorus (1818-1883) die in de Almanakken ook al als steenbakker vermeld stond. Het waren beide ondernemers die er verschillende activiteiten op na hielden, gaande van landbouwer tot schipper, aannemer en handelaar in grind. Vader en zoon waren beiden schepen in de stad Maaseik.

In 1907 start Eva Maria Curvers, weduwe van Hubert Voets, samen met haar zoon Louis, een permanente steenbakkerij in Aldeneik aan Het Klein Veldje. Het was een soort klampoven, een open oven met vaste muren. Later ging ook zoon Pieter Voets meewerken in het bedrijf. Hij bouwde een huis bij het bedrijf op de hoek van de Javanastraat en de Venlosesteenweg. Het bedrijf bleef actief tot Pieter overleed in 1940.

Huis Voets aan de Venlosesteenweg, het gebouw bestaat nog steeds.


Bernard Houben, eigenaar van een watermolen in Aldeneik krijgt op 29 maart 1904 van het schepencollege de toelating om een steenbakkerij te starten in het Aldeneikerveld, 'Aan de Klous' (sectie 389-391). Blijkbaar werkte hij al eerder, in 1902, samen met Arnold Beunen om op de zelfde locatie een tijdelijke steenoven uit te baten. Kort daarna schakelen hij over op de productie van dakpannen. In 1925 bouwt hij een ringoven. Kort daarna ging hij samenwerken met de familie Spitz uit Rotem. De steenbakkerij Houben-Spitz bleef actief tot 1971.
Steenbakkerij Houben-Spitz (Foto: Maaseik, ontstaan van een grensstad)


In 1910 start Hendrik Hubert Purnot samen met zijn vijf zonen in Aldeneik een veldoven. Vanaf 1914 neemt zijn weduwe Purnod-Damen het bedrijf over en daarna haar zoon Guillaume. Het bedrijf blijft actief tot het tijdens de Tweede Wereldoorlog in 1942 noodgedwongen moet sluiten.

Theopiel Schouterden, veearts, richt in 1908 een veldoven op in Het Hamont (sectie B1272). In 1911 bouwt hij een ringoven. Het bedrijf mechaniseert met een stoommachine (1914) en een kleipers (1915).  Steenbakkerij Schouterden wordt overgenomen door het Nederlandse bedrijf Theeuwen en later door Wienerberger. Dit is de enige Maaseikse steenbakkerij die vandaag nog actief is. De ringoven uit 1911 is nog steeds in gebruik. 

Ringoven Steenbakkerij Schouterden (Wienerberger) (Foto: Maaseik, ontstaan van een grensstad)


Bronnen:

  • De pannebakkerijen in Limburg, 1941-1844, W. Driesen, Volkskunde, nr. 3 (1981), p. 215-239.
  • Landbouw en nijverheid tussen 1830 en 1914, Marc Hanson, in 'Maaseik, ontstaan van een grensstad', Stadsbestuur Maaseik, 1994
  • 'Steenbakkerijen rond Maaseik', Raymond Driesen (De Maaseikenaar, 1997, nummer 4)
  • 'De Renkoven, een nieuw industrieterrein', Martin Boonen (De Maaseikenaar, 1999, nummer 3)
  • Geschied- en heemkundige kring Kinrooi
  • Documentatiecentrum Maaseik





dinsdag 7 maart 2023

Kareelstenen voor de abdij Herkenrode


In de 16de eeuw kent de beroemde cisterciënzerabdij van Herkenrode (gelegen in Kuringen bij Hasselt) een belangrijke bloeiperiode en dat leidt tot heel wat bouwactiviteit.

De abdissen sluiten samen met een notaris en verschillende getuigen diverse contracten (zogenaamde 'verdinckenisse') die te maken hebben met de verbouwing en nieuwbouw van verschillende gebouwen van de abdij én voor de afwerking en inrichting. Het zijn geweldig interessante documenten. Het hele verhaal van de bundel 'Verdinkenisse' werd besproken in het boek Monasterium Herkenrode nummer 3. De oude documenten werden ingescand en op CD toegevoegd aan deze publicatie. 

Zeger Pelenders bakt karelen voor Herkenrode

In het bundel contracten heeft een aantal documenten ook betrekking op het leveren van bakstenen voor de bouw van verschillende gebouwen waaronder de (verdwenen) brouwerij en de Tuiltermolen (Folio 55, 56, 59 en 63).

Op 18 oktober 1545 sluit abdis Mechtildis de Lechy een eerste contract met Zeger Pelenders, steenbakker uit Kuringen (hij woont op de Heide in Stokrooi) voor het bakken van 200 000 "kareel stenen". De klei die hij daarvoor nodig heeft moet hij uitgraven in het bos van de abdij, "daer die beste eerde is". Bovendien komen ze overeen ook nog eens 5000 plavuizen te bakken, waarvan 2000 die hij vorig jaar te kort had... Hij zal de benodigde klei zoveel mogelijk al voor de winter uitgraven. Voor elke 1000 bakstenen ontvangt hij 13 Hasseltse stuivers en bovendien voor elke 100 000 stenen twee 'amen' bier en 18 Hasseltse vaten rogge.

De abdij zal zorgen voor het gereedschap, namelijk: kruiwagens, vormen en tafels 'daarop men vormpt'. Hij moet nadien alle gereedschap ook weer netjes terug bezorgen.

In de volgende jaren sluiten ze nog verschillende contracten voor bijkomende leveringen van bakstenen: in 1547 voor 170 000 stuks en in 1548 zelfs voor 1 500 000 bakstenen.

De afspraken zijn interessant. De klei komt uit het Herkenrodebos dat eigendom is van de abdij. Dit bos ligt ten zuidwesten van de abdij tussen de dorpskernen van Kermt, Schimpen en Stevoort. Het is nu een beschermd bosgebied, waar men nog steeds één van de grenspalen kan zien die door de abdij werden geplaatst om de grenzen van hun bos aan te geven. Op die locatie bevat de bodem inderdaad bruikbare leem of klei, hetgeen in de onmiddellijke omgeving van de abdij niet het geval is. Daar gaat het veeleer over een zandbodem (vandaag de aspergeteelt!). 
Het is niet duidelijk waar exact in het Herkenrodebos de benodigde klei werd uitgegraven. Op verschillende plaatsen zijn er kuilen en vijvertjes bewaard. 

Ook is niet duidelijk of de stenen ter plaatse werden gebakken of vlakbij de abdij. In folio 59 lezen we "Ende sal sculdich zyn die eerde ende savel up die bane up zynen cost ende last te leveren." Hieruit zou men kunnen opmaken dat de benodigde klei en het zand door de steenbakker naar de abdij werden gebracht en daar ter plaatse verwerkt.

De hoeveelheden te bakken stenen in de contracten zijn aanzienlijk. De steenbakker zal weken de tijd nodig gehad hebben om die aantallen te produceren. Opvallend is ook dat de abdij het gereedschap levert. Allicht is dit onder meer om het formaat van de geproduceerde karelen zelf te kunnen bepalen.

De brouwerij is in de loop van de jaren verdwenen, de gebouwen van de Tuiltermolen staan er nog steeds (werd weliswaar in de 19de eeuw nog eens heropgebouwd). De karelen die door Zeger Pelenders geproduceerd werden met klei uit het Herkenrodebos zijn dus nog steeds te bewonderen!



 

Folio 55

Anno XVc XLV den XVIIIen dach octobris zoe hebben wy verdinckt aen Zegher Pelenders te backen IIc duysent kareel steenen tot meesters pryse. Daer hy die eerde sal graven in onsen bosch, daer die beste eerde es, ende sal sculdich zyn die eerde te vueren up die bane up zynen cost. Ende oick die savel sal hy bestellen tot zynen last. Dies sal hy noch sculdich zijn te maken van dese IIc duysent kareel steenen, vyff duysent paveysteenen. Daer inne gerekent die twee duysent die hy te cort was vanden voorleden jaere. Ende sal oick sculdich zyn die eerde voor den winter te graven, alzoe verre alst mogelyck es omme doen. Ende die selve steenen te backen naer geleghentheyt des tyts ende tot meesten proffyte. Ende sal hebben voor elck duysent kareel steenen derthien stuvers Hessels. Ende voor elck hondert duysent steenen twee amen biers. Ende voor elck hondert duysent steen achthien vaet roggen Hessels.
(...)
Ende wy zullen hem leveren alle ghereescap te wetene cruywagene, vormen, tafelen daermen up vormpt. Dies sal hy ons sculdich zyn tgereescap weder up te leveren alzoe wy hem gelevert hebben.  

 

Refugiehuis

In de bundel zijn er ook enkele contracten opgenomen over de bouw van het refugiehuis van Herkenrode in de stad Hasselt. De bakstenen daarvoor worden door de aannemer, Lauwereys Ballen, aangekocht bij verschillende Hasseltse steenbakkers waaronder Hubrecht Roesselaers (1537) en Jan Stas (1542).

Herkenrode (rechtsboven) en Herkenrodebos (onder) op de Villaretkaart uit 1745-1748

Bronnen:



zaterdag 25 februari 2023

Een interessante pannenboekhouding uit 1828


Een van de belangrijkste Schulense pannenbakkersfamilies was de familie Vos. In 2007 kreeg de gemeente Herk-de-Stad een boekje overhandigd van een erfgenaam van deze familie. Het oude boekje bevat notities van Pieter Jan Vos en dateert van het eind van de 18de en de eerste helft van de 19de eeuw. Het bevat zo'n 70 pagina's en de oudste notitie is van ongeveer 1790. Je kan het volledig doornemen op onze website over Schulense pannen- en pannenbakkers.

In het boekje werden allerlei gegevens genoteerd: over pachten, aankopen van hout, geproduceerde en verkochte pannen, het bouwen van een oven... Het bevat erg interessante informatie over de pannenproductie van deze familie in het begin van de 19de eeuw. 

In het jaar 1828 noteert Pieter-Jan Vos eerst wie er pannen besteld heeft, daarna hoeveel pannen per oven geproduceerd werden en tenslotte hoeveel pannen er van elke oven werden verkocht. De notities zijn niet volledig bewaard en het is onduidelijk of hij dit vervolgens noteert of dat alles in een keer werd neergeschreven.

(...)

Dito W. Meijnen van Beringe(n) moet hebben in het iaer 1828 veijf deijsent pannen van de eerste oven (die) gestoekt werden

Dito Van Roe van Berin(gen) moet hebben in het iaer 1828 veijf dijsend pannen

Dito Vandermaesen van Berin(gen) moet hebben in het iaer 1828 driedeijsend pannen

Dito den regter Bekkers van Berin(gen) moet hebben in het iaer 1828 driedeijsend pannen

Dito Pleymers van Beringe(n) moet hebben tweedeijsend pannen

Dito mijnheer Berten moet hebben in het iaer vier deijsent (...?) pannen

Dito Heijligen van Beringen moet hebben drie deijsent pannen

Dito meijnheer Kivenaels moet hebben twee deijsent pannen van den tweeden hoven

Dito mijnheer Laenmeters moet hebben drie deijsent pannen

Dito Vanvinkelsem van Beringen moet hebben twalfhondert pannen  

Dito mijnheer Vandeloer van Beringen moet hebben twee deijsent pannen

Dito een wedewe(?) woenende aen den (...?) moet hebben veijftien hondert pannen

Dito mijnheer Schoenen moet hebben vijftien hondert pannen

Dito Meijnen moet hebben eendeijsent pannen

Dito Dierries (?) moet hebben vijftienhondert pannen


... Dat zijn in het totaal 38 500 bestelde pannen.

Vervolgens noteert hij de productie per oven, zowel het aantal gewone Schulense dakpannen als het aantal voesten of vorsten of vorstpannen:

In den eerste hoeven is gewest sees deijsent vier hondert pannen

In de twee hoeven is gewest sees deijsent negen hondert pannen en hondert (...?) 48 voes pannen

In den derden hoeven is geweest sees deijsent vijfhondert vijftig panen en tweehondert voeste

In den vierden hoeven is gewest sees deijsent seven hondert pannen en hondert tagtig voeste

In den veijfden hoeven is geweest sees deijsent seven hondert pannen en sees en twintig voeste

In den seesden hoeven is geweest sees deijsent en eenhondert pannen en hondert vijftig voeste pannen

In de sevenste hoeven is gewest sees deijsent vijfhondert pannen en vijftig voeste pannen

In den 8 hoeven is geweest sees deijsent vijfhondert en hondert vijftig voeste

(...)

(hierna ontbreken enkele pagina's want de opsomming van zijn verkopen lopen tot de 24ste oven!).

Uit de data dat de pannen uit de opeenvolgende ovens werden verkocht kunnen we opmaken hoe lang het duurde om een oven in te laden, te stoken en weer leeg te maken: 

Van den eersten hoeven sees deijsent pannen naar Beringe gegaan en twee en sevent(ig) voeste den tweden meij

De volgende ovens waren klaar op 10 mei, 16 mei, 22 mei, 31 mei, 9 juni, 17 juni... Daarna ontbreken de gegevens weer.

156 000 pannen en 2400 vorsten

Als je uitgaat van een gemiddelde van 6500 pannen per oven en 100 vorstpannen, kom je voor het jaar 1828 op een totale productie van 156 000 pannen en 2400 vorstpannen! Dat is wel een erg grote productie en vermoedelijk was dat wel een uitzonderlijk jaar. Elke oven die werd gebakken moet immers ingeladen, gestookt en leeggemaakt worden. Dat duurde blijkbaar minstens een dag of zes. Om dus 24 keer een met pannen gevulde oven te bakken kom je uit op ongeveer 5 maanden lang pannen bakken! De eerste oven van 1828 was leeggemaakt op 2 mei, de laatste was waarschijnlijk pas begin oktober gebakken!


donderdag 23 februari 2023

Nog eens een dienstmededeling

Onlangs heb ik mijn websites www.pannestraat.be en limburg.pannestraat.be nog eens moeten verhuizen nadat provider Combell zijn goedkope hostingformules geschrapt had. Zelfs met een goede dienstverlening is meer dan 200 euro per jaar wat veel van het goede...
Het wordt voor hobbyisten alsmaar moeilijker om er nog een eigen website op na te houden...
Ik hoop dat er hierdoor niet te veel foutmeldingen opduiken omdat bepaalde links niet meer werken. Er zijn ook nog wat 'issues' van mijn vorige verhuis die ik nog moet oplossen... Vervelend...



woensdag 14 december 2022

Veldovens in Heers

Op de website 'Heers en zijn 12 kerkdorpen' vonden we een mooie beschrijving van de steenbakkers en hun veldovens die destijds ook in Heers actief waren.

"Telkenmale ik voorbij dat huis kom, verdwalen mijn gedachten terug naar mijn jeugd. Ik riek dan opnieuw die zwoele, ademstokkende gassen en in gedachten zie ik dat vage, vierkantig rokend bouwsel, omringd door strooien panelen.", schrijft auteur Jos Schoefs.

De beschrijving is interessant omdat het een typische veldoven beschrijft, weliswaar met gebruik van een moderne vormpers: "...Die grond werd vervolgens door een arbeider in een vorm gedaan die ingebouwd was in een machine. Zulke vormmachine of baksteenmachine was te vergelijken met een tafel waarin twee vormen (met de afmeting van een baksteen) in verwerkt waren en waarbij een aangedreven motor zorgde voor het persen van de ingebrachte klei. Een ander arbeider bediende deze machine." 

Ook de beschrijving van de opbouw van de veldoven is erg gedetailleerd: "Eenmaal voldoende gedroogd kon men beginnen met de bouw van de veldoven. Dit was natuurlijk een heel precies en vakkundig werk. De afmeting hing af van het aantal te bakken stenen.

Op een geëffende ondergrond werden de resten van een vorig baksel aangelegd. In de veldoven werden luchtkanalen uitgegraven en die werden vervolgens gevuld met stenen. Tussen die stenen was er voldoende ruimte om de lucht en de hitte te verspreiden. Op een eerste stenen fundament kwam er een dikke laag magere cokes-assen en een deel kleine antraciet. Dan kwam er een eerste laag gedroogde stenen. In elke laag werden  op regelmatige afstanden horizontale gangen (stookkanalen) gelaten, die dan met kolen werden opgevuld.

In de stookkanalen stonden op regelmatige afstand ook twee stenen op hun smalle zijde (de zgn. Mannetjes). Pas na dat twee lagen “gedroogd vormstenen”waren gestapeld, werd het vuur met houtskool) aangestoken in de stookkanalen. Als het vuur goed brandde werden de zgn. Mannetjes eveneens verwijderd en het gat werd opgevuld met eierkolen. Dan werd verder gestapeld tot men zes lagen had.  Men bouwde elke dag de veldoven met een zestal lagen verder op. Wanneer het vuur 's morgens was bovengekomen plaatste men weer enkele lagen gedroogde stenen waartussen men kolengruis strooide. De zijkant werd weerom afgeplakt  met klei en stro om de warmte en de giftige gassen binnen te houden.

De veldoven bereikte soms een hoogte van méér dan vijf meter. De temperatuur liep op tot 800 à 1200°C. De hele kubus werd bovenaan afgesloten met gebakken stenen. Dit als beschutting tegen felle wind of zon en regen. Opzij werd alles toegesmeerd met klei vermengd met stro (behalve enkele trekgaten). Brandstoffen konden ook steeds bijgevuld worden via de stookgangen."

Levend erfgoed

Deze beschrijvingen komen perfect overeen met de manier waarop steenbakker Wagemans in Werm (Hoeselt) in zijn traditionele veldoven nog steeds veldovenstenen produceert. Deze steenbakkerij is echt levend erfgoed: een veldoven zoals die in onze regio eeuwen lang bestonden. Wanneer ook deze steenbakker er mee ophoudt, zullen dergelijke beschrijvingen en foto's het enige zijn wat ons rest over die lange en wijdverspreide traditie...

Enkele foto's van Erfgoeddag 2019...

Erfgoeddag 2019: op bezoek bij Steenbakkerij Wagemans (foto: Patrick Boucneau)


Steenbakkerij Wagemans: de droogloods (foto: Patrick Boucneau)


Steenbakkerij Wagemans: de steenpers (foto: Patrick Boucneau)

 

Steenbakkerij Wagemans: de afgekoelde veldoven (foto: Patrick Boucneau)

Bron:
https://grootheers.be/de_veldoven/

Limburgse steenbakkers in de prijzen

De twee grote Limburgse steenbakkers vielen onlangs weer eens in de prijzen. Nelissen werd (eindelijk) ondernemer van het jaar. Steenbakkerij Vandersanden kreeg dit keer de Limburgse klimaatprijs. Een dikke proficiat voor deze Limburgse steenbakkerijen!

Op 7 december kreeg Steenbakkerij Nelissen de award van 'Limburgse ondernemer van het jaar' van Het Belang van Limburg uit de handen van Vlaams economieminister Jo Brouns. De award is in het leven geroepen om "bedrijven die hoog scoren op verschillende essentiële bedrijfsvlakken als rolmodel naar voor te schuiven. De doorslag wordt daarbij gegeven door de impact die het bedrijf genereert voor de provincie Limburg".

De jury was blijkbaar onder de indruk van het investeringsplan van minstens 100 miljoen euro dat het bedrijf moet voorbereiden om tegen 2027 of kort daarna afscheid te kunnen nemen van aardgas als energiebron, en over te schakelen naar waterstof dat klimaatneutraal geproduceerd zal worden. Het investeringsplan van Nelissen omvat de bouw van een fabriek met ovens die op waterstof kunnen draaien, met recuperatie van de warmte voor de droogovens en verschillende projecten om zelf groene stroom op te wekken. 

CEO’s en neven Burt Nelissen, Joeri Gevers en Carlos Jorissen (Foto: Het Belang van Limburg)
Volgens Het Belang van Limburg namen de drie CEO’s en neven Burt Nelissen, Joeri Gevers en Carlos Jorissen de achtste titel ‘Limburgse Ondernemer van het Jaar’ met trots in ontvangst. "Dit hadden we niet verwacht. De twee andere kandidaten waren immers ook zeer sterk. We dachten dat het weeral net niet zou worden", reageerde Carlos Jorissen. "Maar toch heel fier", voegde Joeri Gevers eraan toe. "Zo zie je maar hoe lef, visie en goesting worden beloond." Ook Burt Nelissen apprecieert de onderscheiding enorm. "Dit geeft moed om verder te gaan."

Limburgse Klimaatprijs

Nadat het energieconsultatiebedrijf Encon vorig jaar de eerste klimaatprijs kreeg, was het dit jaar Vandersanden Steenfabrieken die deze nieuwe prijs in ontvangst mocht nemen. De prijs wordt door Het Belang van Limburg uitgereikt in samenwerking met de Belgian Alliance for Climate Action/The Shift en bekroont Vandersanden "omdat het bedrijf niet alleen zoekt naar klimaatvriendelijke productiemethoden, maar ook naar klimaatvriendelijke producten.

"De prijs is de bekroning van een traject dat vijftien geleden werd ingezet en werd bezield door Jean-Pierre Wuytack en Guy Wauters, respectievelijk CEO en CFO", aldus de huidige CEO Rudi Peeters. "Het is een privilege om dat beleid te mogen voortzetten. Bovendien is het een award die ons wordt gegund zonder dat we onze kandidatuur hebben moeten indienen."

Rudi Peeters, CEO van Vandersanden, ontvangt de Klimaatprijs (Fot: Het Belang van Limburg)

 

 

Bronnen:
https://www.hbvl.be/cnt/dmf20221207_95150798
(op de pagina met het artikel staan ook nog een paar interessante filmpjes)

https://www.vandersanden.com/nl-be/limburgse-klimaataward-voor-vandersanden 

Welkom!

Een Limburgse inventaris!?

Een inventaris van 'alle' Limburgse panovens, pannenfabrieken en steenbakkerijen? Allicht onbegonnen werk... In elk geval wil ik m...