vrijdag 13 december 2024

Over stadsmuren en brikkenbakkers in Hasselt

Aan het eind van de 15de eeuw probeerde de stad Hasselt haar verdedigingswerken te herstellen na heel wat oorlogen in die eeuw. Een en ander is te lezen in een publicatie uitgegeven door het Hasseltse stadsmuseum, het Stadsmus, 'Hasselt in de middeleeuwen'. De tekst is gebaseerd op de masterthesis van Geert Kooken, geschiedkundige: "Bouwactiviteit en bouwmateriaal in het laat-middeleeuwse Hasselt - Een onderzoek naar de Hasseltse stadsrekeningen (1484-1497)". Over die middeleeuwse periode werd tot nu toe erg weinig onderzoek gedaan. Er zijn ook weinig bronnen beschikbaar.

Werken aan de stadsmuur

Het is onduidelijk of Hasselt aan het eind van de 15de eeuw over een volledige stadsmuur beschikte, maar er werden in elk geval erg veel bakstenen besteld en gebakken voor het versterken of heropbouwen van de verdedigingswerken. In het onderzoek van Geert Kooken werden de Hasseltse stadsrekeningen van 1484 tot 1497 onderzocht. Uit de cijfers blijkt dat er 1484 tot 1497 hard gewerkt aan de heropbouw van muren, torens en poorten. En dat er dus heel veel bakstenen werden aangekocht...

Bedevaartvaantje van Nicolas Sigers uit de 17de eeuw. Hasselt met een stadsmuur met torens en poorten.

Brikken en tichels

De stad beschikte over eigen steenbakkerijen, maar kocht ook bakstenen aan van buiten de stad. Dat blijkt uit de stadsrekeningen van die tijd. De eigen bakstenen waren goedkoper, uniform van formaat en snel beschikbaar. De stad stelde de grond ter beschikking van de steenbakkers, zorgde voor woonst, betaalde loon, voor het nodige materiaal (vormen....), voor brandstof (takkenbossen en stro) en transport naar de bouwplaats. Door ook bakstenen aan te kopen bij andere steenbakkers kon men, indien nodig, op korte tijd over veel bakstenen beschikken. Uit onderzoek blijkt dat dit meestal duurder was.
In het topjaar 1497 zouden er in het totaal meer dan 600 000 bakstenen geproduceerd en verwerkt zijn. 

Uit de Hasseltse stadsrekeningen kon Geert Kooken een lijstje opstellen met de namen van de steenbakkers die in een bepaald jaar werkten in dienst van de stad.

1487 Rener Rouben

1493 Jan van Cauwebergh en Jan Eyckman 

1494 Jan Eyckman

1495 Jan Eyckman 

1496 Peter (den Tiegelbecker)

1497 Peter (den Tiegelbecker)

Uittreksel uit de Hasseltse stadsrekeningen. Bovenaan lezen we:
Ander(e) uutgeven der tiegelrijen aengaende van 122 duizend ende 300 stenen die de voorgeschreven (voorsch) bouwmeester voorgestalt hadt.

Salvatorziekenhuis

De Hasseltse steenbakkerijen waren blijkbaar gelegen in het gebied Kwaadhoven-Trekschuren-Rapertingen. Dat was in de omgeving van het huidige Salvator Ziekenhuis. In deze (ruime) omgeving waren zeker tot in de 19de eeuw steenbakkers actief.

Kaart Vandermaelen (+/-1850) waarop twee steenbakkerijen zijn aangeduid.

Bronnen:

  • Geert Kooken, "Hasselt in de middeleeuwen", november 2011, artikel gepubliceerd in de lezingenreeks KEIK – Kunst en Erfgoed in de Kijker, Het Stadsmus, Hasselt.
  • Geert Kooken, "Bouwactiviteit en bouwmateriaal in het laat-middeleeuwse Hasselt - Een onderzoek naar de Hasseltse stadsrekeningen (1484-1497)", masterthesis. 

 


woensdag 20 november 2024

Hasseltse keramiekfabriek vanuit de lucht

Van de beroemde Hasseltse keramiekfabriek, "Céramiques Décoratives de Hasselt", zijn jammer genoeg weinig foto's bewaard (of gemaakt?).

De Keramiekfabriek van Hasselt werd in 1895 opgericht. Het bedrijf startte in de gebouwen van de voormalige fabriek "Porcelaines du Limbourg" (1890-1893) gelegen aan de "Place d’Armes", aan de Hasseltse kleine ring op de plaats waar nu de Bibliotheek Hasselt Limburg gevestigd is.  

Keramiekfabriek Hasselt, voormalig uithangbord van de fabriek (bron: Hasel)

We proberen aan de hand van een aantal foto's en luchtfoto's een beeld te geven van het bedrijf, met dank aan Patrick Thijs voor de hulp.

Gebouwen

Op de eerste foto zien we het hoofdgebouw langs de Badderijstraat met het bekende tegeltableau als uithangbord van het bedrijf. De fabriek is op het ogenblik dat de foto werd gemaakt reeds gesloten. Dat gebeurde in 1954.

Op de tweede foto kijken we over het hoofdgebouw naar de binnenplaats en het ovengebouw. In dit ovengebouw waren de vier 'flessenovens' ondergebracht waarin men de keramiek bakte. Rechtsboven zien we een verbinding op het verdiep met het lange gebouw langs de Martelarenlaan (zie verder).
Het personeel toont blijkbaar een aantal producten van het bedrijf (mogelijk sanitair keramiek).

Luchtfoto's

Op luchtfoto's krijg je een vollediger beeld van het bedrijf. 

De eerste luchtfoto komt van de website van het project ‘Onder de radar’ van de provinciale dienst Erfgoed (PCCE). Deze luchtfoto's komen uit Amerikaanse en Duitse archieven en werden gemaakt tijdens, en vlak na, de Tweede Wereldoorlog. Het zijn unieke beelden, niet allemaal even duidelijk, maar er zijn er soms verschillende van dezelfde omgeving.

Op deze foto uit 1944 zien we in het midden het enorme dak van het ovengebouw, er onder, langs de Badderijstraat, het hoofdgebouw van de fabriek met de opvallende boom ernaast. Langs de Martelarenlaan is een lang gebouw zichtbaar dat verbonden is met het ovengebouw. Ook links van het hoofdgebouw zien we een gelijkaardig lang gebouw.
Linksonder is het Hasseltse begijnhof zichtbaar. De begijnhofkerk staat op dat ogenblik nog overeind. Later in de oorlog werd ze vernield bij een bombardement. Rechtsboven zien we de (oude) gevangenis en de nu volledig afgebroken Houbanxkazerne, gebouwd in 1938.

De andere foto, die ik kreeg van Patrick Thijs van de VerzamelaarsUnie van Hasselts Keramiek, is blijkbaar afkomstig uit de kantoren van BRT2 - Omroep Limburg die van 1959 tot 1970 op de Martelarenlaan gevestigd waren (het 'witte' gebouw op onderstaande foto). Op deze foto (allicht uit de jaren '60) zien we het hoofdgebouw helemaal links op de foto. Op de binnenplaats was het grote ovengebouw al gesloopt. Ook het gebouw langs de Martelarenlaan is verdwenen.

Interieur

Sinds kort staat er ook beeldmateriaal van het Hasseltse archief online. Daar vonden we ook foto's van de binnenkant van de keramiekfabriek, vermoedelijk enkel van het hoofdgebouw. Jammer genoeg dateren deze foto's van na de sluiting van het bedrijf toen er in de jaren '60 een beroepsopleiding voor werklozen en de dienst voor scheepvaart gevestigd waren. Van de periode van de keramiekfabriek zijn, behalve opvallende geglazuurde wandtegels in sommige ruimtes, geen sporen meer zichtbaar...


dinsdag 19 november 2024

Steenbakkerij Hove in Dwars door de Lage Landen

In het bekende programma Dwars door de Lage Landen wandelt Arnaud Houben en zijn companen toevallig (?) langs steenbakkerij Hove in Ninove.

De ringoven van Steenbakkerij Hove is één van de laatste getuigen van de baksteennijverheid in de zuidoostelijke Vlaamse leemstreek. De basis van de steenbakkerij Hove werd in 1946 gelegd, en vandaag worden er nog steeds ambachtelijk bakstenen en tegels gebakken in deze traditionele ringoven. Het is een belangrijk stuk erfgoed, en zowat de enige plek in Vlaanderen waar nog op die manier handmatig klei verwerkt wordt. De site staat op de lijst van het vastgesteld onroerend erfgoed. Een plek waar onroerend, roerend en immaterieel erfgoed hand in hand gaan. 

Het fragment over de steenbakkerij is een mooi, zelfs emotioneel, stukje televisie over Els Hove die na de dood van haar man het bedrijf is blijven leiden. Prachtige beelden van een bedrijf dat al lang 'uit de tijd' is, maar tegen beter weten in verder doet. 

We schreven al eerder, nl in 2020 en in 2022 twee stukjes over steenbakkerij Hove.

Bekijk het fragment via deze link (van minuut 5:50 tot 12:05)



zondag 10 november 2024

Limburgse ondernemers op bezoek bij Kigali Bricks

Limburgse ondernemers uit de bouwsector op bezoek bij Ruandese steenbakkers? Inderdaad...

Op initiatief van POM Limburg trok een groep ondernemers via Embuild in het voorjaar van 2023 naar Ruanda om uit te wisselen met Ruandese ondernemers over duurzaamheid en circulariteit. Het project werd opgezet door VITO en Ondernemers voor Ondernemers. Een van de bezochte bedrijven was een steenbakkerij. Stenen werden in een traditionele oven gebakken, maar er was ook een bedrijfje dat ongebakken leemstenen produceerde.

Omgekeerd bezocht een delegatie Ruandese ondernemers steenfabriek Vandensanden in Bilzen en baksteenfabrikant Wienerberger in Londerzeel.

De oven van Kigali Bricks met drie kamers.

Bakken met maïskolven

De woningnood is groot in Ruanda. Gelukkig is klei in Ruanda ruim voor handen. Maar om stenen te bakken heb je ook een goedkope brandstof nodig en dat is voor een land als Ruanda een groot probleem. Hout is erg duur en andere brandstoffen zijn moeilijk beschikbaar. Een van de oplossingen is ongebakken leemstenen produceren, een andere is op zoek gaan naar alternatieve brandstoffen. Een van de alternatieven voor hout zijn de gedorste en gedroogde maïskolven.

Het bedrijfje Kigali Bricks ligt op enkele kilometers van de Ruandese hoofdstad Kigali en wordt geleid door mevrouw Immaculé Hervé Hodari. Vrouwelijk ondernemerschap is in Ruanda niet uitzonderlijk. In het bedrijfje werken soms tot 30 mensen.

Het bedrijf werkt met een vaste oven met drie kamers. Het productieproces lijkt heel erg op hoe hier tot zowat halfweg de 20ste eeuw bakstenen werden gemaakt. De stenen worden per stuk met de hand gevormd in een mal. Vervolgens worden ze in de zon gedroogd en daarna in muurtjes gestapeld om verder te drogen. Om de stenen te beschermen tegen de regen worden zeilen in zwart plastic gebruikt. Het bedrijfje beschikt sinds kort over een strengpers, maar die is regelmatig stuk. Met de pers kunnen ze tot 12000 stenen per dag produceren, met de hand zijn er dat slecht 2500.


Ruandese reclame voor de pers voor leemstenen

Bronnen:
- Florian Loosen en Ronny Kuppens, waarvoor dank.
- Kigali Bricks supplies sustainable building materials (ondernemersvoorondernemers.be)
- Artikel Pom Limburg
- Artikel VITO-Eneregyville

- Limburg deelt kennis in circulariteit met Rwandese bouwsector (deel 1) - TV Limburg
- Limburg deelt kennis in circulariteit met Rwandese bouwsector (deel 2) - TV Limburg
- Limburg deelt kennis in circulariteit met Rwandese bouwsector (deel 3) - TV Limburg
- Limburg deelt kennis in circulariteit met Rwandese bouwsector (deel 4) - TV Limburg


woensdag 6 november 2024

Een pijpenfabriek in Bree

Dat er in Limburg destijds ook pijpen uit klei werden gemaakt is niet zo bekend. Toch was er onder andere in Bree een producent van pijpen actief van 1853 tot 1979.

Vooral Nederland heeft een heeft een lange traditie in het produceren van (klei-)pijpen. Het pijproken werd geïntroduceerd vanaf circa 1600, vlak na de introductie van de tabak uit de Nieuwe Wereld. De eerste pijpen werden gemaakt uit witbakkende klei, de zogenaamde pijpaarde. In de Zuidelijke Nederlanden (het huidige België) was de productie van pijpen uit klei veel minder algemeen.

In Belgisch Limburg zijn slechts enkele fabrikanten van pijpen bekend: een onbekend producent in Hasselt in de 18de eeuw, pijpenmakers Ritzen en Bous in Maaseik (1810-1861) en Knoedgen (later Hillen) in Bree.

De firma Knoedgen staat in heel wat inventarissen vermeld, o.a. in  'Les industries céramiques' van Marcel De Meester uit 1907 en in de Nijverheidstelling van 1896 en 1910.

Pijpenfabriek Knoedgen

De broers Jean Jacques Knoedgen en Jacques Knoedgen waren afstammelingen uit een oude Duitse (Westerwald) pijpenmakers familie die in het begin van de 19e eeuw in Chokier (een deelgemeente van Flémalle in de provincie Luik) was neergestreken en daar een pijpenmakerij had. In 1834 trouwde Marie-Anne Knoedgen met Henri Wingender en dat was de start van de firma Knoedgen-Wingender in Chokier. De broers Jean Jacques en Jacques vertrokken in 1839 naar Luik om daar hun eigen pijpenmakerij op te richten. In 1846 verliet Jean Jacques Knoedgen de stad Luik en vestigde zich eerst in Maastricht en in 1853 in Bree waar zijn vrouw Anna Peeters vandaan kwam.

Door opvolging vanuit volgende huwelijken kwam de fabriek na de eerste wereldoorlog in handen van een kleinzoon van de oprichter, Jan Hillen die zich later ook gaat bezighouden met fabricage van Asbestos en Bruyere pijpen. Er zouden in Bree kleipijpen geproduceerd zijn tot in 1928.

Advertentie J.J. Knoedgen

In 1979 wordt de firma Hillen overgenomen (en verplaatst) door de Royal Dutch Pipe Factory, de Koninklijke Pijpenfabriek van Elbert Gubbels uit Roermond. 

De fabriek bevond zich nabij de Gerdingerpoort in Bree. Het bedrijf produceerde blijkbaar zowel Hollandse types als Franse en Duitse pijpen, voornamelijk voor de lokale markt. In 1910 werkten er 40 werknemers in de fabriek. Er is minstens één mooie catalogus van het bedrijf bewaard. 

Voorpagina catalogus pijpenfabriek J.J. Knoedgen, Bree

 

Eerste pagina uit een catalogus van pijpenfabriek J.J. Knoedgen, Bree

 

Bronnen:
https://www.tabakspijp.nl/
https://www.claypipes.nl/buitenland/belgie/knoedgen-bree/
http://www.grootstebreeenaar.be/hillen.html



vrijdag 1 november 2024

Limburgse keramische bedrijven in de nijverheidstellingen

Wist je dat er naast de Belgische volkstellingen ook nijverheidstellingen bestonden? En die bevatten interessante informatie over steenbakkerijen en pannenfabrieken...

In 1846 nam de beroemde statisticus en socioloog Adolphe Quetelet het initiatief om de eerste wetenschappelijke tellingen in België te organiseren. Het ging om de eerste volkstelling en om een landbouw- en nijverheidstelling. Deze  initiatieven werden niet systematisch herhaald en voor een nieuwe industrietelling was het zelfs 50 jaar wachten tot de nijverheidstelling van 1896. Toch verschaffen deze volks-, landbouw- en industriële tellingen de onderzoeker een unieke inkijk in de veranderde demografische en economische structuur van België, vanaf het ontstaan tot huidige vorm. De telling van 2001 betekende het einde van de klassieke tellingen. Deze telling werd ook niet meer volkstelling genoemd, maar socio-economische enquête. Het aantal inwoners werd nu op basis van het Rijksregister bepaald.  

Limburgse pannenfabrieken en steenbakkerijen

Deze nijverheidstellingen zijn een interessante bron om een globaal beeld te krijgen van een bepaalde industrie, in ons geval van de steenbakkerijen en pannenfabrieken. De tellingen geven het totale aantal van een bepaald bedrijfstype voor een bepaalde regio. Jammer genoeg werd de onderliggende informatie niet gepubliceerd of bewaard.

De meeste tellingen, maar niet allemaal, zijn online beschikbaar. Er zijn tellingen voor 1846, 1880, 1896, 1910, 1937, 1947, 1961 en 1970. Niet allemaal bevatten ze specifieke informatie over de keramische bedrijven.

Telling 1846

Deze eerste Belgische nijverheidstelling geeft interessante informatie over de steenbakkerijen en de pannenfabrieken. Onder meer het aantal werknemers en de lonen werden bevraagd en staan in het rapport. Jammer genoeg werden de steenbakkerijen en de pannenfabrieken samengeteld. Hieronder de gegevens voor Limburg. Er zijn volgens de nijverheidstelling in 1846 65 keramische bedrijven actief in de provincie Limburg.

In de inventaris van het primitief kadaster uit 1840 komen volgens het artikel van Willem Driesen 51 panovens voor. We zouden dus kunnen veronderstellen dat er in Limburg in 1846 ongeveer 50 pannenfabrieken en zo'n 15 permanente steenbakkerijen zijn. In de lijst van het primitief kadaster staat bijvoorbeeld maar één pannenoven voor Hasselt. De andere zijn dan mogelijk steenbakkerijen...

 

Telling 1880

De nijverheidstelling van 1880 is erg algemeen. In Limburg zijn er volgens de telling in dat jaar 80 keramische bedrijven actief.

Telling 1896

Van alle nijverheidstellingen die in België ooit hebben plaatsgevonden, neemt die van 1896 een bijzondere plaats in. Het was de eerste telling die een vrij betrouwbaar en gedetailleerd overzicht verschaft van de verschillende nijverheden overal in het land. Wie op zoek is naar harde informatie over plaatselijke nijverheden, huisarbeid op het platteland, oude beroepen die vandaag verdwenen zijn of meer algemeen de economische ontwikkeling, vindt hierin veel informatie. 

Door uit te gaan van één specifieke teldatum, nl. 31 oktober, kwam een aantal nijverheden niet zo goed in beeld. Zeker voor de keramische nijverheid is dit het geval. Veldovens worden immers niet in de herfst gestookt. In de telling is dan ook sprake van bedrijven die al dan niet actief zijn. Een deel van de werknemers uit deze sector zullen op het ogenblik van de telling aan de slag zijn geweest in andere bedrijfstakken, bijvoorbeeld de suikerfabrieken die in oktober op volle toeren draaiden.  

Steenbakkerijen

As, Borlo, Brustem, Engelmanshoven, Vorsen, Genk (2), Gingelom, Sint-Lambrechts-Herk, Linkhout, Loksbergen (2), Montenaken, Sint-Truiden (5), Schulen, Dilsen (4), Eksel, Grote-Brogel, Houthalen, Maaseik (2), Ophoven, Opoeteren, Peer (3), Rotem (3), Beverst, Bilzen (3), Boorsem, Kortessem (2), Valmeer, Vreren, Grote-Spouwen, Hoepertingen, Kerniel (2), Koninksem, Lanaken, Borgloon (2), Mal, Maasmechelen (3), Millen, Mopertingen, Neerharen, Opgrimbie (8), Rekem (9), Rijkhoven (3), Stokkem, Tongeren, Uikhoven (8), Vucht en Wellen.
In het totaal zijn er in 1896 92 steenbakkerijen actief in Limburg.

In onze inventaris hebben we relatief weinig informatie over steenbakkerijen (veldovens) in die periode, nl. slechts van zo'n 15 à 20.

Pannenfabrieken

Alken, Bree, Elen, Lanklaar, Stokkem, Hamont, Schulen, Vliermaalroot, Wintershoven, Rekem, Nieuwerkerken, Loksbergen (2), Maaseik (2), Peer (2) en Tongeren (5).
In het totaal zijn er in 1896 22 pannenfabrieken actief in Limburg.

Dit aantal komt goed overeen met de gegevens in onze inventaris. Het is immers niet gemakkelijk te weten tot wanneer een bepaalde pannenfabriek actief is geweest.

Pijpenfabrieken

Bree

Dit is de bekende pijpenfabriek Knoedgen uit Bree.

Pottenbakkerijen

Sint-Truiden, Schulen, Bree (4), Dilsen, Wijchmaal, Alken, Bilzen en Tongeren.
In het totaal zijn er in 1896 11 pottenbakkerijen actief in Limburg.

Eén van de pagina's uit de nijverheidstelling 1896

Telling 1910

Ook de nijverheidstelling van 31 december 1910 geeft enkel globale cijfers. Uiteraard liggen er op 31 december veel keramische bedrijven stil, nl. 51. In het totaal zijn er in Limburg in 1910 121 keramische bedrijven actief.

Vergelijking met andere bronnen

Al deze cijfers kunnen we vergelijken met andere bronnen. Naast de inventaris voor het primitief kadaster zijn er immers nog interessante gegevens bewaard. Er is echter een belangrijk verschil tussen de nijverheidstellingen en sommige andere cijfers. In de nijverheidstellingen werden blijkbaar de actieve steenbakkerijen, in de meeste gevallen veldovens, ook meegeteld. Dat deed bijvoorbeeld De Meester uitdrukkelijk niet. Hij heeft in zijn inventaris voor Limburg geen steenbakkerijen (dat wil dus zeggen geen mechanische), maar wel 21 pannenfabrieken, 5 pottenbakkerijen en één pijpenfabriek (in Bree). Die cijfers komen redelijk goed overeen met de tellingen van 1880, 1896 en 1910 (als je uitgaat van ongeveer 80 à 100 steenbakkerijen).

Een andere bron zijn de Almanakken. Daarin zijn de namen van steen- en pannenbakkers per gemeente opgesomd. Deze bevatten wel veldovens. In 1857 zijn er bijvoorbeeld 95 tuilers en briquetiers opgenomen, in 1866 109, in 1882 111, en in 1888 91.



dinsdag 29 oktober 2024

Openbare verkoop van de panoven van Jozef Vos

Sinds kort is een deel van het gedigitaliseerde archief van de stad Hasselt online raadpleegbaar. Even zoeken leverde meteen enkele interessante vondsten op, waaronder deze openbare verkoop.

Het gaat om de verkoop van 'schoone bouwmaterialen' afkomstig van de afbraak van de pannenoven van Jozef Vos aan het station van Schulen. 

Dit was de laatste pannenoven van de familie Vos. Jozef Vos verkocht zijn laatste pannen volgens zijn eigen notities in 1906. Hij overleed in het begin van de eerste wereldoorlog op 6 december 1914. 

Het gebouw was op het moment van de verkoop eigendom van notaris M. de Valkeneer, notaris in Brussel. De panoven was dus blijkbaar eerder al verkocht door de familie. Het was notaris Vandersmissen van Lummen die de verkoop op verzoek van notaris de Valkeneer organiseerde op 3 februari 1911. Het geheel werd in 8 loten verkocht: de pannenhut (lot 1 tot 5), de leemmolen (lot 6), de panoven (lot 7) en het stookhuis (lot 8). Alles moest opgeruimd zijn voor 1 april van dat jaar.

Kleimolen

We gingen er steeds van uit dat de pannen in deze panoven tot op het eind met de hand werden gemaakt en dat in Schulen de stap naar mechanisatie nooit werd gezet. Uit de beschrijving blijkt dat het misschien niet helemaal klopt. Het 6de lot is een 'leemmolen'. Die werd misschien wel door een stoommachine aangedreven. De vermelding van een stookhuis zou daarop kunnen wijzen, maar het zou evengoed het gebouw bij de panoven kunnen zijn. Van een stoommachine, of van andere machines, is echter geen sprake in de verkoopaankondiging. Oorspronkelijk werden klei- of leemmolens ook aangedreven met paarden. Het zou dus ook over zo'n traditionele kleimolen kunnen gaan.



De panoven van Jozef Vos werd waarschijnlijk gebouwd voor 1870. Hij had destijds een eigen aansluiting op het station van Schulen (links op het kaartje).

Panoven Vos op de militaire kaart van 1903 (links) met twee droogloodsen, een stookhuis en de pannenhut.

 

zondag 25 augustus 2024

Steenbakkerij Houben en Spitz in 1973

In de Bibliotheek Hasselt-Limburg (de voormalige Provinciale Bibliotheek), vond ik een tijdje geleden in de Collectie Limburgensia twee interessante documenten over steenbakkerijen. Het ging om eindwerken die in de jaren '70 gemaakt werden door leerlingen aan het Limburgs Handelsinstituut in Genk, vanaf 1985 samengegaan met het Sint-Jan Berchmanscollege, en vanaf 2018 een onderdeel van het Atlas College in Genk. Het Atlas College schonk in 2021 meer dan 400 van dergelijke eindwerken aan de Bibliotheek Hasselt-Limburg. Een interessante bron over de Limburgse bedrijven in die jaren.

Concreet gaat het om een eindwerk van Willy Mengels uit 1976 over de Steenbakkerij van Membruggen pvba en een eindwerk van Mathieu Neyens uit 1973 over de Machinale Steenbakkerij Houben en Spits nv. Het zijn beiden interessante documenten, omdat ze een momentopname zijn van deze bedrijven zoals ze op dat ogenblik actief waren en ze enkele interessante foto's bevatten.

Machinale steenbakkerij Houben en Spitz nv

Vooral voor Steenbakkerij Houben en Spitz in Aldeneik (Maaseik) is dit een interessante bron. Tot nu toe hadden we niet erg veel informatie over het bedrijf. De steenbakkerij sloot allicht in 1984 (en niet in 1971 zoals we tot nu dachten op basis van bepaalde informatie) en dus geeft dit document een zicht op het bedrijf zo'n tien jaar voor het zijn activiteiten stopzette. 

Van 1925 tot 1973 werkte de steenbakkerij met een ringoven en droogloodsen. Een nieuwe droogoven en nieuwe tunneloven werden in 1973 gebouwd, maar de tunneloven was blijkbaar nog net niet in gebruik op het ogenblik dat de tekst werd geschreven. Het ging toen om een investering van 9,32 miljoen frank. De tunneloven zou dus (slechts) 11 jaar in bedrijf blijven.

Op luchtfoto's en kaarten kan je inderdaad zien dat het bedrijf lang over een ringoven en droogloodsen beschikte. In de jaren '70 verdwenen die op de foto's.

Het document is niet slecht geschreven voor een scholier (allicht in het laatste jaar middelbaar) en beschrijft de activiteiten, de administratieve werkzaamheden en de financiële resultaten van het bedrijf. Sommige beschrijvingen zijn echter niet erg accuraat; "De steenbakkerij beschikt over een hofmanshof d.w.z. een steenpers met de hand bediend" (heeft de bedrijfsleider dit wel nagelezen?) en soms zelfs aandoenlijk: "Veel veiligheidsvoorschriften moeten in deze onderneming niet genomen worden, daar er geen enkel beroep bij is dat enig gevaar voor de werknemer kan opleveren". 

Op het ogenblik van het gesprek zijn er in het bedrijf 15 werknemers aan het werk en twee leidinggevenden (directeurs?), nl. Jozef Dederen en Norbert Houben.

Ingang van het bedrijf Houben-Spitz
De strengpers
De ringoven (1925-1973)
De nieuwe tunneloven (1973)
De opgestapelde stenen langs de ringoven



dinsdag 16 juli 2024

Steenbakkerijen in de Annalen der Mijnen

Een beetje onverwacht ontdekten we interessante informatie over pannenfabrieken en steenbakkerijen in de Annalen der Mijnen, een publicatie van het Bestuur der Mijnwezen.

Deze publicatie, gestart rond 1900, bevat onder meer een jaarlijks overzicht van de activiteiten van het Kempisch bekken, met andere woorden van de mijnen die actief zijn in de provincie Limburg (de concessie van het Kempisch bekken lag deels ook in de provincie Antwerpen).

Een belangrijk aspect van deze rapporten was de informatie over de veiligheid in de bedrijven waarop de ingenieurs van het Bestuur der Mijnwezen toezicht hielden. Sinds een wijziging van de wetgeving in 1957 werden niet alleen de steenkoolmijnen opgevolgd, maar ook de graverijen, de groeven, de metaalfabrieken en de cokes- en agglomeratenfabrieken.

De graverijen zijn volgens de wetgeving 'de ontginningen van baksteenaarde bestemd voor permanente steen- en pannenfabrieken', onder de groeven vielen ook de ontginningen van veldsteenbakkerijen. Naast informatie over de aantallen graverijen en groeven, bevatten de rapporten ook informatie over zware ongevallen en over relevante wijzigingen in de productietechnieken.

We vonden slechts een enkele van deze publicaties online terug. Allicht zijn er wel meer jaargangen te vinden in bibliotheken.

Graverijen

De graverijen zijn volgens de definitie de grotere kleigroeven voor permanente steen- en pannenbakkerijen.

1960 1961 1962 1963
Antwerpen 83 83 79 77
Limburg 9 10 11 13
Oost-Vlaanderen 22 24 39 25
Vlaams-Brabant 14 15 16 13
West-Vlaanderen 52 43 24 35
Totaal
180 175 169 163
 
Volgens deze cijfers zouden er in Limburg dus in 1963 nog 13 'grote' steen- en pannenbakkerijen actief zijn geweest. Inventaris komen we inderdaad ongeveer aan dat aantal. Opvallend is ook de stijging van 9 in 1960 naar 13 in 1963. Het zou interessant zijn te weten of de oorspronkelijke gegevens voor deze rapporten bewaard zijn gebleven.

Groeven

Onder de groeven vermeld men afzonderlijk het aantal veldsteenbakkerijen per provincie.


1960 1961
1963
Antwerpen 1 0
3
Limburg 12 11
13
Oost-Vlaanderen 77 65
68
Vlaams-Brabant 38 40
44
West-Vlaanderen 11 9
8
Totaal
139 125
136

Dit zijn opvallende cijfers. Indien dit klopt, waar we toch wel van mogen uitgaan, zouden er dus in Limburg in 1963 nog 13 veldsteenbakkerijen bestaan hebben. In onze inventaris vinden we er daarvan slechts enkele terug. Er blijft dus nog heel wat te ontdekken...


donderdag 11 juli 2024

Luikse steenbakkers voor de Zuid-Willemsvaart

Op zoek naar pannenfabriekjes en steenbakkers in de verschillende Limburgse gemeenten kregen we een tijdje geleden ook informatie uit Bocholt. 

Volgens de Wim Cuppens van de heemkundige kring van Bocholt waren er in Bocholt of Reppel geen pannenbakkers. Wel zijn er brikkenbakkers actief geweest, maar waarschijnlijk enkel voor concrete gebouwen of bouwprojecten, zoals de Zuid-Willemsvaart. Over de brikkenbakkers in een andere Bocholtse deelgemeente Kaulille schreven we al eerder een stukje.

Zuid-Willemsvaart 

De Zuid-Willemsvaart is ontstaan als een idee van Napoleon en werd destijds omschreven als 'Le Grand Canal du Nord'. Toch was het Koning Willem I van Nederland die het kanaal afmaakte. Wegens het hoogteverschil was men genoodzaakt 20 sluizen te voorzien op de Zuid-Willemsvaart, waarvan sluis 17 en 18 respectievelijk in Lozen en in Veldhoven gelegen zijn.

Erg opvallende bouwprojecten waren dus de sluizen en brughoofden die tussen 1821 en 1826 bij de aanleg van de Zuid-Willemsvaart in Bocholt werden gebouwd. Het gaat concreet om de sluizen nr. 17 in Lozen en nr. 18 in Veldhoven. Uiteraard waren voor de bouw daarvan heel veel bakstenen nodig. De gebruikte brikkenoven zou volgens de informatie van Wim Cuppens gelegen hebben in de buurt van sluis 17 in Lozen. Het is niet duidelijk vanwaar de nodige klei werd aangevoerd. Waarschijnlijk kwam die gewoon beschikbaar bij het graven van het kanaal. Volgens Wim Cuppens waren de oude leemkuilen (langs de Leemkuilenstraat) in die periode immers al lang uitgeput.

Luikse brikkenbakkers

De nodige bakstenen werden gebakken door brikkenbakkers die de werken aan de Zuid-Willemsvaart 'volgden'. Het zou gaan om de brikkenbakkersfamilie Balsat uit het Luikse die dat jaar, in 1825, in Bocholt verbleef.

Inderdaad op de website van de heemkring van Kinrooi vonden we de vermelding van een huwelijk van Lambertus Balsat, gedoopt te Luik. Lambert trouwde voor de kerk op 26 november 1825 in Bocholt met Anna Catharina Marechal, ook gedoopt in de buurt van Luik. We vonden ook enkele stambomen op Geneanet en zochten en vonden de huwelijksakte in de registers van de burgerlijke stand van Bocholt. Die was erg interessant. Lambert is geboren in 1802 in Ans et Glain bij Luik en is dus 23 jaar, zijn echtgenote Anna Catherina, 26 jaar oud, is geboren in de parochie Saint-Walburge in Luik. Ze staan beiden vermeld als brikkenmakers, net als de ouders van Lambert, Gerard en Maria Catharina Robert, die op dat moment blijkbaar ook in Bocholt verblijven.

Deel van de huwelijksakte van Lambert Balsat en Anna Catharina Marechal uit 1825
Later vinden we de familie terug in Luik waar Lambert Balsat en verschillende van zijn zonen als mijnwerker aan de slag zijn...  

Er zijn wel meer verhalen over Waalse brikkenbakkers die als rondtrekkende ambachtslieden in Limburg werkten. Dit is een concreet voorbeeld mét concreet bewijsmateriaal, in een periode dat bakstenen huizen op het platteland nog een uitzondering waren.

Brikkenbakkers in Bocholt.
Prachtige foto uit een familiearchief uit Bocholt via Wim Cuppens van de Heemkundige Kring


vrijdag 28 juni 2024

500000 geëmailleerde brikken per jaar

'La Majolique de Hasselt', het Hasseltse keramische bedrijf dat vooral bekend is van zijn prachtige vazen en keramische gevelversiering, had aan het eind van de 19de eeuw ook een slimme manier om promotie te voeren. Ze hadden een tentoonstellings- en verkoopruimte in Brussel op de Boulevard du Nord (nu de Aldophe Maxlaan) en publiceerden regelmatig publiciteitsfolders en catalogi.

Eén van die folders staat in de inventaris van het MOT. De publicatie werd volgens een zinnetje bovenaan de eerste pagina blijkbaar verspreid als bijlage bij 'La chronique des travaux publics', een commercieel tijdschrift voor aannemers, en maakt reclame voor de speciale geëmailleerde (geglazuurde) bakstenen die het bedrijf produceerde. Er werden er in dat jaar, 1896, wel 500000 geproduceerd! Deze geglazuurde bakstenen waren erg intrek om de gevels van woonhuizen te versieren.

Op het vlak van sierkeramiek behoorde de Hasseltse fabriek tot de top in België en zelfs in Europa. Weinig fabrieken produceerden dergelijke sierstukken in zuivere art-nouveaustijl zoals dat in Hasselt werd gedaan. Producten van het Hasseltse bedrijf waren zelfs in de kuststeden populair... 

Dat catalogi en bedrijfsfolders een interessante bron van informatie zijn, is daarmee ook nog eens aangetoond... 

Mooie advertentie op de achterzijde van de folder (Bron: MOT)




donderdag 27 juni 2024

Limburgse pannenovens in een Nederlands archief

In het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, waartoe België van 1815 tot 1830 behoorde, gaven de provinciebesturen vergunningen voor de oprichting van (hinderlijke) bedrijven, waaronder pannenfabrieken en steenbakkerijen. Ook voor pannenfabrieken in Belgisch Limburg dus! 

 

Hinderlijke inrichtingen

Keizerlijk decreet 1810 (Wikipedia)

De wetgeving voor gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke inrichtingen kent al een lange geschiedenis. De eerste nationale wetgeving dateert van 15 oktober 1810 en werd ingevoerd om de vele klachten tegen bedrijven die ongezonde en hinderlijke uitwasemingen veroorzaken in te perken. Het keizerlijk decreet (ja, dat was onder Frans bewind) voerde een vergunningsplicht in om een bedrijf te mogen opstarten en maakte een onderscheid tussen drie klassen van bedrijven, naargelang de graad van hinder. Overeenkomstig de drie klassen, werd de vergunning verleend door de nationale overheid, de provincie of de gemeente. Na herzieningen in 1824 en 1849, onderging het vergunningstelsel vooral in 1863 grondige wijzigingen. Van de drie klassen bleven er maar twee over die behandeld werden door ofwel het Schepencollege (klasse 2-bedrijven) ofwel de Bestendige Deputatie (klasse 1-bedrijven). Deze wet vormt nog altijd de basis van het vergunningenstelsel dat na de Tweede Wereldoorlog werd gemoderniseerd en opgenomen in het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming (ARAB). Sinds 1991 is het ARAB vervangen door de Vlarem-decreten (Vlaamse decreten houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne).

Limburgse steen- en pannenbakkers

In het archief van de Nederlandse provincie Limburg bleven deze beslissingen van de provincie uit de 'Hollandse tijd' bewaard. De registers ('Index op de besluiten van Provinciale Staten van Limburg 1824-1861') zijn bovendien online raadpleegbaar. Ik kreeg via Marcel Dings een overzicht van de beslissingen die op Belgisch Limburg betrekking hebben. 

Dit zijn ze:


7 juli 1825:
"toelating aan P. J. van Cluisen om een pannenbakkerij op te richten te Schuelen"

Dit is de panoven in de Leemkuilstraat in Schulen. De oven werd dus al in juli 1825 opgericht door Pieter Jan van Cluisen. Die was er nog steeds pannenbakker ten tijde van de opmaak van het eerste Belgische kadaster in 1841. De oven zou actief geweest zijn tot 1871. Waarschijnlijk was in dezelfde omgeving al rond 1785 een oven actief, uitgebaat door Nicolas Bosmans.
Deze pannenbakkerij staat vermeld in de Almanakken van 1833, 1857 en 1866. 

De vermelding van de toelating aan P.J. van Cluisen te Schuelen in het register (pag. 1359)


30 maart 1827:
"toelating aan J. M. Willems van Beek om zijn pannenbakkerij van Beek naar Bree te verplaatsen"

Het is niet duidelijk om welke pannenbakkerij het hier gaat of waar deze gelegen was. In 1841 zijn er in Bree nog vier pannenbakkerijen actief.


17 april 1827:
"toelating aan J. Bremans om een pannenbakkerij op te richten te Gerdingen"

Dit is de panoven in de huidige Palmenhofstraat in de Rooter Beemden in GerdingenJan Breemans wordt ook als eigenaar vermeld in de inventaris voor het primitief kadaster in 1842. De oven was waarschijnlijk actief tot 1886.
Deze pannenbakkerij staat vermeld in de Almanakken van 1833, 1857, 1860-61, 1866, 1882-83 en 1888.


16 oktober 1827:
"toelating aan A. Broeren om een pannenbakkerij op te richten te Bree"

Dit is de pannenbakkerij in Malta, ‘Aen Veewijerstraet’ in Bree. Arnold Broeren was ook nog steeds pannenbakker ten tijde van de inventaris voor het primitief kadaster in 1842. Hij baatte zijn pannenbakkerij uit tot 1869.
Deze pannenbakkerij staat vermeld in de Almanakken van 1857, 1860-61 en 1866.


15 april 1828:

"toelating aan P. J. Vos om een pannenbakkerij op te richten te Schuelen"

De familie Vos bakte al pannen in de Rey in Schulen rond 1790. Blijkbaar kreeg Pieter Jan Vos dus de toelating voor een nieuwe oven in 1828. Op die locatie bleef een pannenbakkerij bestaan tot in 1879. Op het eind van de 19de eeuw bouwde Joseph Vos een nieuwe pannenbakkerij in diezelfde omgeving met een spooraansluiting naar het station van Schulen. Deze pannenfabriek bleef actief tot ongeveer 1906.
Deze pannenbakkerij staat vermeld in de Almanakken van 1833, 1882-83 en 1888.


18 april 1828:
"toelating aan G. Thoelen om een pannenbakkerij op te richten te Hasselt"

Het is niet duidelijk om welke pannenbakkerij het hier gaat of waar deze gelegen was. Volgens de inventaris voor het primitief kadaster uit 1842 zijn er op dat ogenblik 2 pannenovens actief. In 1810 zou de Hasseltse reus ‘De Langeman’ gebouwd zijn in een pannenbakkerij; “dans une tuilerie, entre le Boomkens- et la Fonteinstraat". Misschien gaat het om deze pannenbakkerij…  


2 september 1828:
"toelating aan J.G. Wilsens om een pannenbakkerij op te richten te Hasselt"

Het is ook in dit geval niet duidelijk om welke Hasseltse pannenbakkerij het gaat.
Deze pannenbakkerij staat wel vermeld in de Almanakken van 1833, 1854, 1857 en 1860-61.


12 mei 1829:
"toelating aan H. van Cosen om een pannenbakkerij op te richten te Schuelen"

Deze pannenbakkerij lag aan de huidige Pannestraat in Schulen en werd dus in 1829 opgericht door Hendrik Vancosen (1771-1850), later verdergezet door zijn zoon Johannes Vancosen. Hij wordt ook vermeld in het voor het primitief kadaster in 1842. De pannenfabriek was vermoedelijk actief tot kort na 1860. In deze omgeving werden al veel vroeger pannen gebakken. Op de Villaretkaart uit 1748 staat al een ’thuillerie’ aangeduid.
Deze pannenbakkerij staat vermeld in de Almanakken van 1857, 1866 en 1888.


15 juni 1830:
"toelating aan K. Smeets om een steen- en pannenbakkerij op te richten te Weijer"

Het is niet duidelijk om welke pannenbakkerij het hier gaat of waar deze gelegen was. In 1841 zijn er in Wijer wel nog drie pannenbakkerijen actief.


29 juli 1830:
"toelating aan J. van Kluisen om een pannen- en steenbakkerij op te richten te Schuelen"

Dit is de panoven van Pieter Jan Van Cluysen in de Leemkuilstraat in Schulen. Hij kreeg ook al in juli 1825 een toelating (zie hoger). De pannenbakkerij was er nog steeds pannenbakker ten tijde van de opmaak van het eerste Belgische kadaster in 1841. De oven zou actief geweest zijn tot 1871.
Deze pannenbakkerij staat vermeld in de Almanakken van 1833, 1857 en 1866. 

 

 

dinsdag 4 juni 2024

Tegula et imbrex

De oudste dakpannen in onze streken waren de dakpannen die door de Romeinen werden gebruikt. Ze combineerden twee types keramische pannen die samen een gesloten dak opleverden: de tegula en de imbrex.

De Romeinse dakpannen waren gebaseerd op oudere types die al door de Grieken werden gemaakt en blijkbaar via de Etrusken bij de Romeinen terecht kwamen. Het ging om grote platte pannen met links en rechts een opstaande rand (de tegula). Die werden netjes naast elkaar gelegd en de twee opstaande randen werden bedekt met een halfronde, taps toelopende, pan (de imbrex). Zo kreeg men een mooi gesloten dakvlak.

De tegula was groot (40 x 60 cm) en dus ook zwaar. Ze werden ook nog eens overlappend geplaatst (1/3). Dat leverde dus een zwaar dak op.

Romeinse Tegula en imbrex (Foto: Rohardus.com)

 

Romeinse pannenovens

In het Nederlandse Berg en Dal werden kort voor de Tweede Wereldoorlog grote Romeinse pottenbakkers- of pannenovens opgegraven. De grote aantallen dakpannen die nodig waren voor al die Romeinse gebouwen in onze streken konden immers moeilijk in een kleine pottenbakkersoven gebakken worden. Het is me niet bekend of ook in België, naast pottenbakkersovens, resten van dergelijke omvangrijke ovens gevonden werden. 

Reconstructie van de Romeinse pannenovens (Foto: Toerisme Veluwe Arnhem Nijmegen)

 

Stempels en hondenpoten

Heel wat Romeinse dakpannen dragen een merkteken of stempel van de maker of van de legerafdeling waar ze werden geproduceerd. Op sommige staan vreemdere tekens of afdrukken van dierenpoten. Zo werd er in Tongeren eentje gevonden met een hondenpoot. In het Nederlandse Voorburg liep er zelfs een lynx over de drogende pannen...

Romeinse dakpan met hondenpoot (Foto: Het Belang van Limburg)

 

zaterdag 20 april 2024

Red de historische pannendaken!

Naar aanleiding van een bezoek tijden de laatste Open Monumentendag aan een gerestaureerde hoeve in Kortessem viel het me op dat men bij de restauratie van het dak de aanwezige historische dakpannen gewoon door een ander type nieuwe dakpan had vervangen. Jammer toch...

De imposante Hoeve Renard in Vliermaal (Kortessem) is sinds kort eigendom van de Nationale Boomgaardenstichting en wordt stap voor stap door hen gerestaureerd. Tijdens de recente Open Monumentendag was er een open-deur-dag met rondleidingen en met de jaarlijkse befaamde fruittentoonstelling van de stichting. 

Kruispannen uit Bree

Het dak werd in het voorjaar van 2023 volledig gerenoveerd. Ze gaven er zelf ook wat informatie over en je kon op de binnenkoer enkele oude pannen bekijken die ze hadden bewaard. Tot mijn verbazing ging het om kruispannen (of Bouletpannen) geproduceerd bij Pannenfabriek Vandevenne-Vandermeulen in Bree. Eigenaardig genoeg geen Kortessemse pannen dus. Dat had misschien te maken met de ouderdom van het dak. De hoeve werd (na een brand) herbouwd in 1888 en blijkbaar koos de rijke eigenaar toen al voor mechanische pannen. Misschien werden die op dat ogenblik nog niet geproduceerd in Kortessem. De Pannenoven Hemelsveld (later Pannenfabriek Van Oostayen) produceerde toen waarschijnlijk nog geen mechanische pannen. Later was dat wel het geval.

Bij de dakrenovatie werden de oorspronkelijke kruispannen niet hergebruikt. Uit een reactie van de organisatie blijkt dat slechts een klein deel van de oude pannen nog bruikbaar was.
Het gerenoveerde dak werd volledig uitgevoerd in nieuwe stormpannen. Nochtans zijn nieuwe kruispannen ook nog steeds beschikbaar (namelijk bij BMI-Monier). Jammer toch? Waarom werd niet het zelfde type pannen gebruikt?

Aandacht voor oude pannen?

We gingen zoeken naar richtlijnen over het gebruik van oude pannen bij restauraties. Zoekwerk op de website van het Vlaams Agentschap Onroerend Erfgoed leverde weinig specifieke informatie op. Ook in de beschrijvingen van erfgoedobjecten valt het op dat er weinig aandacht is voor het gebruikte type pannen. Meestal gaat het over 'Vlaamse pannen' (wanneer men handgevormde holle pannen of golfpannen bedoelt) of hanteert men de algemene term 'mechanische pannen' (wanneer het over oude mechanisch geproduceerde pannen gaat). Men lijkt dus weinig belang te hechten aan het type mechanische pannen dat werd gebruikt. Je zou zelfs veronderstellen dat men geen idee heeft van de verschillende types mechanische pannen.

Voor het vervangen van oude Vlaamse pannen bij een restauratie is men schijnbaar redelijk tolerant. Er worden wel aanbevelingen gedaan in verband met hergebruik van oude pannen, maar in één advies lazen we ook dat handgevormde pannen meestal mogen worden vervangen door nieuwe mechanische holle pannen ("meestal door type Pottelberg 451 vieilli", in 'Energiezuinige maatregelen in monumenten met woonfunctie').

Bij de Monumentenwacht geeft men ook aandacht aan de historische pannen. In een zgn. onderhoudsfiche 'Onderhoud van pannendaken' adviseert men om "een voorraad pannen aan te leggen van de juiste grootte, vorm en kleur. Historische pannen zijn over het algemeen nog goed leverbaar via handelaars in tweedehands bouwmaterialen."

Deze info komt bijna letterlijk uit Nederlandse documenten. Bij onze Noorderburen lijkt men veel meer belang te hechten aan het behoud van historische pannendaken van de verschillende types dakpannen. De Nederlandse Rijksdienst voor Monumenten besteedt er een hele website aan. En er wordt verwezen naar publicaties over de verschillende types oude dakpannen. Misschien heeft het werk van ons vriend Huub Mombers er wel wat mee te maken?

Hoeve Renard in Vliermaal. Gerenoveerde dak uitgevoerd in nieuwe stormpannen. (Foto: Het Nieuwsblad)

 

Oproep

Geef toe: een dak in oude kruispannen is een heel ander dak dan eentje in muldenpannen, stormpannen of Loksbergse sluitpannen. Hoe kan je er dan bij een renovatie of restauratie voor kiezen om die zomaar te vervangen door een ander type? Mijn aanvoelen is dat er soms over 'kleuren' veel moeilijker wordt gedaan...

Hierbij dus een warme oproep om bij renovaties en restauraties van gebouwen de oude dakpannen te behouden en specifieke aandacht te hebben voor het gebruikte type mechanische pannen. De meeste types zijn meestal nog verkrijgbaar bij handelaars in tweedehandsbouwmaterialen of worden zelfs nog nieuw geproduceerd.

 

 

Welkom!

Een Limburgse inventaris!?

Een inventaris van 'alle' Limburgse panovens, pannenfabrieken en steenbakkerijen? Allicht onbegonnen werk... In elk geval wil ik m...